ter- en Heemskerkerbroek, zijn stukjes buitenland, die bekaad
zijn tegen het water van het Alkmaar dermeer. Zij behooren ieder
aan een eigenaar.
De kaden, hoog 0.10 M., 0.14 M en 0.17 M. -j- AP. worden
door de eigenaars onderhouden. Wel wordt van de zijde van
het bestuur van de Broek beweerd, dat dit schouw kan drijven
over die kaden, doch dit is ook weersproken, zoodat de
schouw thans feitelijk geen plaats meer heeft.
In den Lagedijk ligt bij ieder gedeelte een duiker, waardoor
het water afloopt tot het peil van de Uitgeesier- en Heemskerkerbroek
, waarvoor heetaarsgewijze de volle lasten aan dezen
polder worden betaald.
De Groote Steenplaats is groot 1.7685 H., de Kleine 1.-3710
H ., de Bakkersven 3.5725 H.
DE UITGEESTER-. EN HEEMSKERKERBROEK.
Gemeenten: TJitgeest en Heemskerk.
De Uitgeester- en Heemskerkerbroek, die bestaat uit twee
deelen, bekend onder den naarn van de Uitgeesterbroek en' de
Heemskerker Noord- en Zuidbroek, ligt ten zuiden van den Cas-
ti'icmnmerpoIder, den polder de Zien, die er in uitsteekt en de
kleine poldertjes bezuideu het Uitgeestermeer; ten westen van de
Krommenije, ten noorden van den Sint-Aagtendijk, de Wijkerbroek
en de hooge gronden onder Heemskerk, die haar ook ten westen
begrenzen.
Eene nauwkeurige beschrijving der grenzen vindt men in het
bestuursreglement van 1868 (Prov. Blad n°. 51).
De waterkeeringen zijn van het dorp TJitgeest af gerekend: ten
noorden en ten oosten de Meldijk en de Lagedijk, die door den
polder voor zoover zij het SchermerboezemMiziftr moeten keeren op
0.10 M. -j~ AP. en anders op 0.50 M. ä 0.70 M. — AP.
worden onderhouden. Bij den dam van de Noorderbuilendijken
ligt de vervallen Sint-Aagtendijk, waarover hieronder gesproken
zal worden, binnen den polder, doch wasr het vervallen gedeelte
ophoudt, blijft hij daarbuiten, maar strekt tot waterkeering tot
de kade van de Wijkerbroek, die tot dien polder behoort.
Verder en aan de westzijde vindt men steeds hooge gronden.
De waterkeering ten noorden tusschen den polder en den Cas-
tricummerpolder is de Maar- of Korendijk, en de Heemskerker-
d ijk , die wel, en de dijken van den polder de Zien, die niet tot
den polder behooren.
Benoorden den Lagedijk zijn nog in bemaling met de Broek
vereenigd de landen van den polder van Berouw, (zie hierboven)-.
Voorts liggen insgelijks buiten den Lagedijk drie kleine poldertjes,
die mede in den polder afwateren en diens polderlasten betalen
naar evenredigheid hunner grootte. Zij zijn genaamd de Groote
Steenplaats, de Kleine Steenplaats en de Bakkersven-
De geheele polder wordt bemalen door een stoomgemaal en
twee: windvijzelmolens.
Het stoomgemaal, in 1874 gesticht, staat aan den Meldijk te
TJitgeest en slaat uit op Schermerboezem. Het heeft twee ketels
met Galloway-buizen, ieder met een verwarmingsoppervlak van
37 M2. Twee horizontale machines, werkende met hoogen druk
en condensatie, ieder van 26 P.K., brengen twee vijzels van 1.80
M. middellijn in beweging.
De windvijzelmolens staan aan den Lagedijk, even beoosten het
dorp. Zij hebben eene vlucht van 26.30 M. en eene vijzel van
2.20 M middellijn.
Däär, waar bij het dorp TJitgeest de Lagedijk begint, ligt eene
schutsluis, die van het Uitgeestermeer uit toegang tot den polder
verleent. Doorvaartwijdte 3.47 M.; schutkolklengte 14 M .; diepte
op den slagdrempel 2 .4 4 M . — A P . Dicht aan het buiten-
front der sluismuren zijn sponningen gemaakt door de Militaire
Genie, tot afdamming van de sluis.
Bij den tweeden molen aan den Lagedijk, van het dorp af
gerekend, ligt een inlaatduiker.
Het zomerpeil is in den geheelen polder 1 .30 M . — A P .
Vast winterpeil is niet aangenomen.