tot den Schermer-Aife bij Ursern, de uitwatering längs den
Ouäenäijk met de uitwateringssluis in den zeedijk te Lutjeschar-
dam (zie boven bl. 45), de bruggen over deze uitwatering en
de dijk längs de Beetskoog (zie boven b l .505).
De Beemster is verdeeld in drie hoofdpolders, als: de Bovenpol-
der, de Middelpolder en de Arenbergerpolder. In den Middelpolder
Zijn, door de ongelijke ligging van het land, twee kilpol-
ders, t. w .: de Hooge en de Lage Kil.
Tusschen 1877 en 1885 beeft de toestand van den polder, wat
zijne bemaling betreft, eene groote verandering ondergaan ten ge-
volge van bet vervangen der windmolens door stoomgemalen.
Geschiedde deze vroeger voor iederen polder afzonderlijk door
verschillende gangen van molens, te zamen 49 in getal, in de
genoemde jaren werden er drie krachtige stoomgemalen gestiebt,
twee op den Arenbergerpolder en een op den Kilpolder, terwijl
de afwateringskanalen in de polders door duikers onderling in
zoodanig verband werden gebracht, dat ieder der stoomgemalen
gerekend kan worden den geheelen polder te bemalen.
Het eerste stoomgemaal is gesticht in 1877 aan den oostring-
dijk tegenover de Oostersloot en heeft 4 ketels Galloway-tjpe met
een verwarmingsoppervlak ieder van 75 M2. Twee enkelwerkende
stoomtuigen vän 150 PK. brengen ieder eene centrifugaalpomp
in beweging, met afvoerbuizen van 0.88 M. middelliin.
De twee andere stoomgemalen werden in 1880 en 1885 gestiebt,
een aan den westringdijk tegenover de Middelsloot, het
andere aan den noordringdijk tegenover de Sehermerhornersloot.
Het eerste heeft 4 , bet andere 3 ketels van Galloway-type, met
75 M2. verwarmingsoppervlak.
De stoomtuigen, beide van compoundsysteem van 150 en 140
PK., brengen 2 centrifugaalpompen in beweging met afvoerbuizen
van 0.966 en 0.81 M. middellijn.
Allen slaan uit op kolken met eene uitwateringssluis in den
ringdijk, welke sluizen ieder twee wachtdeuren hebben.
De windmolens zijn sedert allen gesloopt.
ln den ringdijk liggen 4 inlaatduikers en wel vöör de Jispersloot,
\66r de Braaioordersloot, voor de Oosthuizersloot en voor
de Krommesloot, terwijl de Militaire Genie eene inundatiesluis
heeft doen aanleggen, bestaande uit 6 schuifopeningen, ieder wijd
1.50 M. in den zuidelijken dijk aan het Noordhollandsck kanaal
tegenover de Beetsersloot.
In den omringdijk zijn geene sluizen om in den polder te
komen.
Acht overtoomen vormen de gemeenschap te water binnen den
polder, doch zij worden nooit gebruikt.
Het zomerpeil van den Bovenpolder is 4 M. — AP., van den
Middelpolder 4.055 M. AP., van den Arenbergerpolder 4.27
M. — A P ., van de Hooge E il 4 .1 3 M — AP. en van de
Lage Kil 4.35 M. — AP. Het winterpeil is 0.10 M. lager.
De Bovenpolder is groot 1675.8164 H ., allen schuldplichtig.
De Middelpolder is groot 3225.2795 H ., waarvan 3090.5930
H. belastbaar.
De Arenbergerpolder is groot 1770.1675 H., waarvan 1676.9221
H . belastbaar.
Kruisoord is groot 47.2570 H. en wordt niet in de lasten aan-
geslagen.
De geheele uitgestrektheid volgens het kadaster is 7218.2906
H. Hiervan zijD onbelastbaar : 1° Kruisoord, bestaande uit oud
land, dat vroeger tot de Beetskoog behoord heeft, doch bij de be-
dijking van de Beemster in dezen polder is' opgenomen ;
2° de dijken, wegen, molenwerven, ring- en tochtslooten ;
3° de zoogenaamde vrijlanden, de Grafelijke-, Arenberger- en
Havermeer-restanten.
Tot 1881 werd iedere polder afzonderlijk voor de kosten
zijner bemaling aangeslagen. Sedert echter worden de lasten hec-
taarsgewijze van de belastbare landen geheven. Zij bedroegen
gedurende de jaren 1888—1892 f 7 per H. ’s jaars, behalve de
weglasten, die, ten bedrage van f 3 per H. ’s jaars, van alle landen,
ook van de vrijlanden, geheven worden.
"Volgens het regiement van 1855 (Prov. Blad n° 90) heeft de
Beemster een College van 18 Hoofdingelanden, die uit hun mid