Bij noordwestenwind en een vaterstand van 0.16 M. — AP.
is op 4 December 1854 de boezem van Rijnland aan de zijde
van Aalsmeer in dezen polder binnengeloopen. Ook de Hornmeer-
polder liep daarbij onder.
d e h o ü n m e e r p o l d e h .
Gemeente: Aalsmeer.
De droogmaking van den uitgeveenden plas, onder den naam van
Hom- of Geilmeer bekend, is geschied krachtens octrooi, den 4äen
Mei 1657 aan den Dijkgraaf van den Stommeerpolcler en zijne
mede Standers verleend.
De bedijking van dezen polder bestaat uit de dijken längs den
Oos teinderpoelpolder en längs den lYesteinderplas, die door eene
kade längs den Legmeerdijk vereenigd zijn. Zij hebben eene
hoogte van 0.35 M . —|- A P . De hoogte der kade längs den
Stommeerpolder, die aan dezen behoort, is boven opgegeven.
Het onderboud der kaden längs den Legmeerdijk en den Oost-
einderpoelpolder is van zeer geringen omvang, doch daarentegen
belangrijk aan de westzijde, waar de polder zicb tegen bet water
van den Westeinderplas te verdedigen heeft.
De bemaling geschiedt door een stoomgemaal, dat op Rijnlands
boezem uitslaat. Het is in 1893 gestieht en beeft een vlampijp-
ketel van 30 M“. verwarmingsoppervlak. De machine brengt eene
centrifugaalpomp in beweging, die 20 M3. per minuut kan op-
brengen. De middellijn der afvoerbnis is 0.39 M.
Zomerpeil 4 .9 0 M. — AP. Winterpeil 4 .75 M. — AP.
Grootte des polders 185.7294 H.
De geheele polder is eigendoin dener familie, zoodat er geen
bestuur aanwezig is.
§ 2. AMSTELLAND.
Het Hoogheemraadschap Am,stelland bevat een groot aantal
polders, gedeeltelijk in Noordholland, gedeeltelijk in Zuidhol-
land en Utrecht gelegen, gezemenlijk in een ring begrepen en
op een gemeenschappelijken boezem uitmalende, die zieh echter
op twee plaatsen, den singel van Amsterdam bij de voormalige
Weteringpoort en het MerwedeJcanaal, buiten dien ring uitstrekt.
In Noordholland behoort tot het Hoogheemraadschap al het
land binnen den Zeeburg en Diemerdylc, dat tusschen Rijnland
en de Vecht is besloten, met uitzondering echter van Amsterdam,
van den Sfads- en Godshuispolder en van de boezemlanden
tusschen den Amstelveenschen weg en de Schinkel.
Ofschoon bij de vaststelling van het regiement van bestuur
voor het Hoogheemraadschap in 1869 en 1870 het recht van
Amstelland om door Amsterdam op het U af te wateren erkend
werd, zijn de Staten der drie betrokken Provincien tot geene
eenstemmiglieid kunnen geräken over de vraag, hoever het toe-
zicht van het bestuur van het Hoogheemraadschap zieh moest
uitstrekken op de sluizen dier stad en dus ook op het stads-
water.
Bij K. B. van 22 Januari 1872 (Staatsblad n° 7), waarbij
het bestuursreglement voor het Hoogheemraadschap werd vastge-
steld, is daarop beslist, met erkenning van het recht van Amstelland
om door Amsterdam af te wateren, dat de sluizen in den
Binnenamstel en aan de Weteringpoort getrokken zouden worden
binnen de grenzen van het Hoogheemraadschap, en dat de inrich-
ting en het gebruik, alsmede zoo noodig het onderhoud dier
sluizen door het bestuur van het Hoogheemraadschap en het ge