kolkdijk, ten noordwesten door den dam aan den Kwakel en ten
oosten door den Verlaatsweg afgesloten. Zij ligt dus deels met
het water van den polder Obdam, deels met dat van Ursem ge-
meen.
De bemaling geschiedt door een stoomgemaal en een windvij-
zelmolen, die het water des polders overbrengen op eene molen-
kolk, strekkende tusschen twee kolkdijken tot een ander stoomgemaal
en een windvijzelmolen, wier taak het is het water uit
die molenkolk over te malen in de ringsloot van de Heerkugo-
waard, dat is op Raaksmaatsboezem.
De dijk, die de molenkolk van Raaksmaatsboezem scheidt, is
0.10 M. 4- AP. hoog.
De zuidelijke kolkdijk of de zoogenaamde Uitgang van den
Wogmeer of Uitgangsweg, die waterkeering is voor den polder
Ursem, loopt door tot den ringdijk van den Wogmeer en is aan
dezen verheeld. Hij moet volgens overeenkomst van 11 Sept.
1889, door de gemeente Ursem,, de banne en polder Ursem
en den Wogmeer, ieder vooi */3 gedeelte onderhouden worden.
De noordelijke is waterkeering van den polder Hensbroek, doch
wordt door den Wogmeer onderhouden. Hij is niet aan des Wog-
meers ringdijk verheeld. Met de molenkolk ligt namelijk de
ringsloot, die ten noorden om den polder gaat en tot den dam
bij den Kwakel doorstroomt, gemeen.
De stoomgemalen, in 1879 gesticht, hebben ieder een Corn-
wall-ketel met binnenvuurgang en 4 Galloway-buizen. Ieder
der ketels heeft een verwarmingsoppervlak van 24 M2.
De stoomtuigen brengen ieder eene vijzel in beweging van 20
WPK. en van 1.50 M. iniddellijn.
Zoowel de beneden- als de bovenmolen heeft eene vlucht van
25.10 M. De middellijnen der vijzels zijn 2 M.
Er zijn drie inlaatduikers, als : den tot inlating van water uit
Raaksmaatsboezem bij den bovenmolen, één in den omringdijk
bij den benedenmolen onder de gemeente Hensbroek en één bij
het land genaamd de Bwars onder Obdam. "Voorts is er nog een
duiker in den dam bij den Kwakel, om water in de noorderringsloot
in te laten en wel ingevolge eener overeenkomst tusschen
de besturen van de polders Obdam, Hensbroek en den Wogmeer
van 6 Oct. 1884.
Zomerpeil 3.60 M. — AP. Winterpeil is niet bepaald.
De grootte des polders is 685.7460 H., waarvan 661.7575
H. de volle lasten betalen, het overige als dijk, weg, ringsloot,
molenkolk of tocht onbelastbaar is. Bedrag der lasten in dejaren
1888—1892 f 10 per H. ’s jaars.
Op het kohier van Geestmerambacht voor 1891 is de Wogmeer
voor Raaksmaatskastzn aangeslagen voor 661. 9281 H.
Yolgens het regiement van 1863 (Prov. Blad n°. 2), gewijzigd
in 1887 (Prov. Blad n°. 53), wordt het bestuur uitgeoefend
door een Dijkgraaf en vier Heemraden, als College van dage-
lijksch bestuur, en zes Hoofdingelanden, die de eersten benoe-
men. x)
DE POLDER URSEM.
Gemeenten : Ursem en Berkkout.
De polder Ursem omvat het grondgebied der banne van dien
naam en ruim 93 hectaren van de Breehterlandsehe banne Berkkout.
De banne Ursem bestaat uit dat gedeelte van de gemeente van
dien naam, dat benoorden den Waligsdijk en dus in Westfriesland
is gelegen, met uitzondering alleeti van het Schouts-
braakje, dat niet tot de banne behoort. Het bestuur van de
banne is tevens bestuur van den polder.
De ruim 93 H. van de banne Berkkout, die met de banne
Ursem in bemaling zijn vereenigd, zijn bekend onder den naam
van Overdorp of Overdorp Zevendeel van Berkkout.