De polder is ten oosten gedekt door den zeedijk, ten zuiden
door den Oudenäijk en ten westen door den Slimdijk, beide
laatsten deelen van den Westfrieschen omringdijk. Ten noorden
is hij van de Westerkogge gescbeiden door den openbaren rijweg in
Grosihüizen en Scharwoude, liggende 2.20 M. — AP. en onder-
houden door Drechterland.
De bemaling geschiedt door edn stocmgemaal en een vijzel-
molen. Beiden staan in het westen des polders op de grens der
gemeenten Oudenäijk en Avenhorn en slaan uit op de Beemster-
ringvaart, dat is Schermerhoezem.
Het stoomgemasl, m 1870 gestieht, heeft een Lancasbire-ketel
van 69 M2 verwarmiugsoppervlak. De vijzel, van 1.70 M.
middellijn, werkt met 45 WPK.
De vijzelmolen heeft 26 M. vlucht en eene vijzel van 1.62 M.
middellijn.
Zomerpeil 3.28 M. — A P .; winterpeil 3.38 M. APDe
kosten der bemaling worden over de bannen verdeeld in even-
redigbeid tot haar aantal belastbare hectaren in den polder gelegen.
De grootte der schuldplichtige landen is 676 H.
Voor 7.4282 H. vergraven grond ten behoeve van de Beemster,
doch tot de Troonlanden behoorende, wordt het Uitwaterende
SluizengdA door b<jmiddeling der banne van Oudenäijk aan den
polder betaald.
Het gemiddeld bedrag van het molengeld in 1888—1892 was
omstreeks / 11.60 per H. ’s jaars, welke som is begrepen in
bet gemiddeld bedrag der lasten, voor iedere banne afzonderlijk
opgegeven.
Bij bet bestuursreglement van 1873 (Prov. Blad n°. 67), ge-
wijzigd in 1893 (Prov. Blad nJ. 78), is bet bestuur opgedragen
aan drie Poldermeesters, waarvan een Voorzitter en een College
van zeven Hoofdingelanden, waaronder de Poldermeesters. De
Hoofdingelanden worden gekozen, twee door het bestuur der banne
Grostlmizen en twee door dat van Schwrwoude uit hun midden.
De overige Hoofdingelanden zijn de drie leden van het bestuur
der banne Oudenäijk.
De Yoorzitter en de Poldermeesters worden door Hoofdinge-
lauden uit. hun midden gekozen, uit iedere banne een. ’)
DE TROONLANDEN.
Gemeente: Oudenäijk.
De Troonlanden bestaan uit drie omkade poldertjes, gelegen
tusscben de Beemster-ringvaart en den Westfrieschen omringdijk
bij den polder Beschoot.
Zij worden bemalen door drie vijzelmolentjes, die het water
uitslaan op de ringvaart. Tot 1873 waterden zij uit door twee
duikers in de molenkolk van den polder Beschoot, waarvoor zij
aan dien polder een deel van het molengeld betaalden. Thans
heeft deze betaling natuurlijk opgehouden.
De kaden dier poldertjes schijnen veel te wenschen over te
laten en de gronden staan, hetzij hierdoor, hetzij omdat de mo-
lentjes te klein zijn, veelal onder water.
Een peil bestaat er niet.
De grootte der poldertjes gezamenlijk is 24.5578 H.
Zij zijn noch aan Westfriesland, noch aan Drechterland schuld-
plichtig en betalen ook geen Hondshosch\&sie.Vi maar wel Uitwaterende
Sluizengel&en.
Een afzonderlijk bestuur bestaat er niet. Zij behooren tot de
banne Oudenäijk, die uit oude gewoonte ook de jaarlijksche bij-
drage int, welke de Beemster betaalt voor het Uitwaterende
SluizengfiA van 7.4282 H ., die bij de bedijking van de Beemster
zijn ingenomen of vergraven, doch tot de Troonlanden be-
hoorden. Deze bijdrage wordt wederom aan den polder Beschoot
uitgekeerd.
Ofschoon tot de banne Oudenäijk behoorende, wordt over de
kaden geen schouw door het bansbestuur gedreven en worden
deze door de eigenaars naar goedvinden onderhouden.
De Troonlanden betalen geene banslasten.