men groot omtreut 50 morgen. Deze bedijking heeft den polder
doen ontstaan, thans als de Etersheimerbraak bekend.
De Eterskemerbraak ligt tegen de binnenzijde van den Zee-
vangs-Keukendijk aan en is verder omgeven door een eigen dijk,
die, aan dien zeedijk aanvangende, ten noordwesten, zuidwesten en
zuidoosten om den polder heen loopt, om zieh dan weder aan den
zeedijk aan te sluiten.
De eigen dijk, hoog 0.716 M. — AP.. wordt uit de kas des
polders onderhouden.
Ter drooghouding der landen staat aan de zuidzijde des polders
een vijzelmolen, die in 1882 en in 1886 door den bliksem getroffen
en afgebrand is , doch daarna geheel vernieuwd werd.
Deze molen maalt het.water nit op de dijksloot, behoorende tot
den boezem van de Zeevang. Deze ontvangt dat wateT tegen eene
jaarlijksche vergoeding van / 107.14. Ylucht van den molen
21.25 M.; middellijn van de vijzel 1.38 M.
Aan de noordoostzijde des polders ligt een inlaatduiker.
Zomerpeil 3.90 M. — AP.
Grootte 48.1875 H., waarvan 46.7040 H. de volle lasten dragen.
Gemiddeld bedrag van deze in de jaren 1888—1892 / 1 2 per H.
’s jaars.
Volgens het règlement van 1874 (Prov. Blad n° 49) is het
bestnur opgedragen aan drie leden, waarvan één Yoqrzitter, die
rechtstreeks door de stemgerechtigde ingelanden worden ge-
kozen. x)
DE WESTEBKOOG.
Gemeente: OostTmizen.
De Westerkoog, strekkende van den Keukenäijk tot de Beem-
ster en van de Zeevang tot de Korssloot, die haar van de
Beetskoog scheidt, is door de trekvaart van Edarn op Hoorn in
twee deelen verdeeld.
Het oostelijk deel, de Groote Koog genaamd, is aan de noordoostzijde
door den Keukenäijk gedekt (zie over dezen bl. 42);,
ten zuidoosten door een vlakken weg, de Slingeräijk *)
geheeten, van de Zeevang gescheiden; ten westen door den
Slaperdijk längs de trekvaart, en ten noordwesten door het Koogs-
dijkje längs de Korssloot verdedigd.
Het westelijk deel of de Kleine Koog, is ten oosten beschermd
door den weg, genaamd de Hoornseke jaagweg, in onderhoud en
beheer bij de Hirectie van de wegen en vaa/rten tusschen de zes
Noordhollandsehe steden. Ten zuidwesten en Doordwesten, längs
de ßeemsfer-ringvaart en de Korssloot, heeft de polder eene
kade, het Beetsdijkje genaamd.
Het Koogsdijkje en het Beetsdijkje worden onderhouden uit
de polderkas. In het najaar van 1893 is, vermoedelijk ten ge-
volge van de buitengewone droogte, die den zomer van dat jaar
kenmerkte, een deel van dat dijkje weggeschoven en is de polder
slechts door groote krachtsinspanning voor onderloopen be-
hoed. De Slaperdijk, die eertijds voor rekening van genoemde
Directie was, is in 1861, met den molen van de Kleine Koog,
in eigendom en onderhoud aan de Westerkoog overgegaan. De
overeenkomst te dier zake geslbten, is goedgekeurd bij besluit
van Gedeputeerde Staten van 4 Sept. 18161 n°. 58. In het onderhoud
van den SUngerdijk wordt door de gemeente Oosthuizen
voorzien.
De hoogte van den Slaperdijk, van het Koogsdijkje en het
Beetsdijkje is 0.25 M. -}- AP.
De Groote Koog wordt bemalen door een vijzelmolen, staande
aan de Korssloot. Ylucht 21.38 M.; middellijn van de vijzel
1.65 M. De Kleine Koog door een vijzelmolen staande aan de
*) Deze dijk was vroeger de Zeedijk van de Zeevcmg, zie Mr. G. d e V r ie s
Az., Het Dijks- en Molenbestuur van Hollands Noorderkwartier, bladz, 67 en6 8 .