zigingen maakteii de beschikkingen van 8 Nov. 1864 eil 15
Nov. 1865.
De Staat zeide bij de concessie aan het werk zijne ondersteu-
ning toe, door aan de Naamlooze Vennootschap, die de uitvoering
op zieh zou nemen, te beloven:
1°. eene rente van 4^% ’s jaars over bet bedrag der op de
aandeelen in de vennootschap gestörte gelden zoolang het kanaal
met de bavenwerken niet in exploitatie zoude zijn, doch tot een
maximum van f 5.000.000 voor het geheele bedrag.
2° van den dag, dat het kanaal met de havenwerken in
exploitatie zou zijn gebracht, 4jr °/Q voor dividend en inkoop over
een kapitaal van teil hoogste vijftien millioen en zulks totdat dit
kapitaal geheel zou zijn ingekocht of afgelost, doch uiterlijk ge-
durende 50 jaren na de openstelling van het kanaal met zijne
werken; — een en ander bij wijze van rentelöos voorschot ten
laste der vennootschap door den Staat te verstrekken.
Daarentegen werd de bepaling gemaakt, dat na afloop. der concessie
het kanaal en de havenwerken van rechtswege en zonder
eenige vergoeding eigendom van den Staat zouden worden.
De Naamlooze Vennootschap, die onder den naam van Amster-
damsche Kanaalmaatschappij de uitvoering der concessie heeft
aanvaard, is 28 Nov. 1863 opgericht en wel op dien voet, dat
de aanneming der werken zou plaats hebben a forfait. Door het
bestuur der Maatsehappij werd namelijk met Engelsche aannemers
overeengekomen omtrent het maken van het kanaal met toebehooren
voor eene som van / 27.000.000, waartegen door de aannemers
in het maatschappelijk kapitaal weTd deelgenomen voor/10.000.000.
Voor / 5.000.000 werd door particulieren ingeschreven en alzoo
met wijziging der oorspronkelijke bepaling in de Statuten, het
kapitaal op 15 millioen gebracht.
Door Amsterdam werd eene bijdrage van / 3.000.000 toege-
.zegd, uit te keeren zoodra het kanaal in exploitatie zou zijn gebracht,
terwijl eindelijk door de Maatsehappij voor een bedrag
van / 10.000.000 aan schuldbrieven werd uitgegeven als prefe-
rente last op de inkomsten der landerijen.
I
DE IJBOEZEM. 109
De financieele moeielijkheden; waarmede de onderneming tel-
kens te worstelen heeft gehad, hebben niet alleen den Baad van
Amsterdam bewogen, bij besluiten van 20 Dec. 1867 en 28 Febr.
1868 eene tweede bijdrage van drie millioen ten behoeve der
onderneming toe te zeggen, maar hebben ook de Wetgevende
Macht herhaaldelijk genoopt der Maatsehappij te hulp te körnen,
hetzift- door günstige veranderingen te brengen in de bepalingen
omtrent de geldelijke ondersteuning aan haar toegözegd, hetzij
door het verstrekken van belangrijke voorschotten. ’)
Bij eene dier gelegenheden, in 1868, is goedgevonden, dat het
maatschappelijk kapitaal vau /1 5 .0 0 0 .0 0 0 tot / 8 . 500.000 werd
verminderd en de overige 6-Jr millioen werden verkregen door eene
geldleening van gelijk bedrag tegen eene rente van 4% , af te
lossen in 50 jaren en gegarandeerd door den Staat.
Op den 8sten Maart 1865 zijn de werken aangevangen. Men
maakte dien dag een begin met het ontgraven der zeeduinen beoosten
Velsen, aanvankelijk over eene lengte van 1200 M. uit
den duinvoet oostwaarts.
Het graven van het kanaal, het bouwen der sluizen, de be-
dijking en droogmaking der in te polderen gronden is regelmatig
en zonder belangrijken tegenspoed ten uitvoer gebracht.
De Oranjesluizen werden 18 Maart 1872 voor de scheepvaart
opengesteld en op den 4den Juni daaraanvolgende was de afsluit-
dijk tusschen SchelUngwoude en den Paardenhoek tot boven water
doorgetrokken, zoodat de IJboezem en de Zuiderzee van elkander
waren gescheiden.
De Noordzeeduizen werden den 27en Juli van hetzelfde jaar van
Bijkswege als waterkeering opgenomen en goedgekeurd.
In de daarop volgende maand werd de over het kanaal gelegde
spoorwegbrug in den weg van Haarlem naar TJitgeest beproefd,
goedgekeurd en voor het spoorwegverkeer opengesteld, zoodat de
>) Zie de wetten van 31 Ju li 1868 (Stbl. n°. 117), 12 April 1872 (Stbl,
n°. 26), 16 Ju n i 1872 (Stbl. n°. 61), 17 Jan. 1873 (Stbl. n°. 14), 25 Juni 1873
(Stbl. n». 102).
iSffl® 1