rijzen hoofden in steenen hoofden. In 1893 is dat werk ten
einde gebracht, zoodat thans alle hoofden van steen zijn.
De werken aan de zuidzijde van het eiland zijn gelegen nabij
liet dorp Oost- Vlieland en hestaan in de volgende I ')
De haven aan den zuidoosthöek van het eiland, aangelegd in
1829—1830, bestaat uit eene kom, lang 110 M. en breed 55 M.
met een mond, lang 91 M. en breed 17.50 tot 21 M.
Over 219 M. lengte is de haven omringd door een basaltmuur
en over 31 M. lengte door eene houten beschoeiing en overigens
door eene steenglooiing, hoog 1.20 M. + VZ., aansluitendeaan
de havenhoofden.
Längs deze glooiing ligt een plankierwerk..
De omringdijken der haven zijn hoog 3 M> -)- VZ. en, behalve
den noordelijken havendijk, aan de buitenzijde met steenglooiingen
voorzien. In 1880 en 1881 is op den westelijken havendijk
geplaatst een gebouwtje waarin de zelfregistreerende, getijmeter.
Het hoofd aan de oostzijde van den havemnond eindigt in een
steenen dam, lang 35 M. en hoog 1 M. + VZ., die in 1881
werd aangelegd; längs dezen dam is tevens een plankier met leu-
ning gemaakt en in 1892 is op den kop van dezen dam een ha-
venlichtje geplaatst.
De havenmond wordt met een gedeelte der kom onderhouden
op eene diepte van 3.20 M. — VZ. en het overige deel der kom
tot 2 M. — VZ.
De steenglooiing tegen den Zanddijh benoorden de haven, aansluitende
aan den Zuiderhavendijk en aan de duinen, strekt tot be-
vestiging van het Oostersehe veld aan de oostzijde, lang 400 M.,
waarvan het noordelijk gedeelte ter lengte vau 250 M., hoog
3.80 M. -j- VZ. en het overige klimmende tot 3.60 M. -f- VZ.
Laatstbedoeld gedeelte is met drie rijen eiken golfbrekers voorzien.
Deze steenglooiing werd in 1838 aangelegd en inl852noord-
waarts verlengd.
0 Omtrent de Rijkswerken is de toestand aaugegeven, zooals die was in
Mei 1894.
Tegen dezen Zanddijh en tegen den Zuiderhavendijk zijn in
de jaren 1836, 1851 en 1852 een dertien stuks kleine hoofden
bij wijze van kraagstukken gemaakt, welke echter thans door
voortdurende strandverhooging geheel zijn ondergeslibd.
De dijk vöör het dorp, lang ongeveer 800 M., hoog 2 .50 M.
-j- VZ. en het buitenbeloop zijn met steenglooiing voorzien; van
dezen dijk, die in 1826 is aangelegd, gaat aan beide einden eene
aansluitingskade naar de hooge gronden.
Tegen dezen dijk bevinden zieh zes los- en landingsteigertjes.
Het Oostersehe veld is tusschen de haven en het dorp voorzien
van een oeverweTk, bestaande in eene steenen kade of kap-
glooiing, waarvan het eerste gedeelte bij de haven, lang 110 M.
en hoog 1.20 M. 7)- VZ. en het overige lang 1027 M. en hoog
1.50 M. -j- VZ. Beide gedeelten zijn geseheiden door een laag
gedeelte, dienende om gelegenheid te geven het bij hooge vloeden
verzamelde water op het Oostersehe veld te laten wegvloeien.
Deze opening is bezet met rijsbeslag en vlechttuinen, waartus-
schen eene steenbezetting. In het laatste gedeelte bij het dorp
is mede eene opening of doorrit tusschen twee vleugelkaden.
Tegen deze kade is vanwege de gemeente nabij het dorp in
1875 een houten steiger gemaakt, lang 75 M., breed 2 .10 M.;
deze steiger dient hoofdzakelijk tot aanlegplaats van vrachtschepen
en dus 00k voor de postboot van Terschelüng, VUeland en Harlingen.
De verdediging van het zuiderstrand, van de haven tot längs
het dorp, heeft voorts belangrijke werken gevorderd, teneinde de
sterke inscharing tegen te gaan, welke na 1863 onrustbarend
werd en ten slotte het dorp bedreigde. Van 1863—1869 bedroeg
de landwaartsche verplaatsing der laagwaterlijn bij paal E 1 vol-
gens de strandmetingen 315 M. Daarom zijn in de jaren 1869
en 1870 op dit strand, hier het Vierveld genaamd, zeven hoofden
met vöörliggende zinkstukken aangelegd, benevens een aaneenge-
sloten bezinking van den onderzeeschen oever ter oppervlakte van
46160 M2., over ongeveer 900 M. lengte. Door deze werken,
welke 11a 1870 door bijstortingen nader werden bevestigd, bleef
deze vooroever behouden.