782 ÄANGEDIJKTE LANDEN.
De grootte des polders is bijna 6756 H., waarvan niet in de
lasten dragen: 1 °. als aan bet waterschap behoorende, 386.8739
H. en 2°. als aan het domein behoorende of behoord hebbende,
waarvan de lasten bij gelegenbeid van het aanleggeh van het
K a n a a l zijn afgekocht, 217.7630 H. De overigen dragen bij tot
de algemeene kosten des waterschaps en wel:
Als eontribuabel la n d .................................... 2785.8636 H.
// également « ; . 2447.6660 «
« n ollen...................... 917.6298 «
Te zamen... . 6151.1594 H.
De nollen dragen in geen andere kosten bij dan in het sloot-
geld, en sedert 1864 in het weggeld voor het hardmaken der wegen,
Welke gelden jaarlijks over al de contribuabele landen, egalement-
landen en nollen hectaarsgewijze worden omgeslagen. De aridere
algemeene kosten worden over de beide eerste klassen in dier
voege omgeslagen, dat elke hectare eontribuabel land vijfmaal
zooveel betaalt als eene hectare egalementland.
Het gemiddeld bedrag der algemeene lasten is in de jaren
1888S-1892 geweest: voor de contribuabele landen f 1 a / 1.25;
voor de egalementlanden f 0 .20 h, / 0.25 per H. ’s jaars en
daarenboven voor beiden zoowel als voor de nollen f 1 per H.
’s jaars aan weg- en slootgeld en f 0.10 per HJ voor Uitwäte-
i'ende SlvAzengeld.
De kosten der polderkaden en der bemaling worden in elke
bemaling afzonderlijk omgeslagen, zonder onderscheid van de hoe-
danigheid van den grond. Dit molengeld bedroeg in de gemelde
jaren "gemiddeld peT H. ’s jaars:
in den polder À ............................................................ f 2.25
" " " B ........................................................... « 4 .3 0
" " " C ........................ ..................... .. « 2 .4 0
I " " D ........................................................... « 3 .5 0
« « « E .... ............................. « 2 .__
ÄANGEDIJKTE LANDEN. 783
in den polder Zuider G . . . . .................................... f 3.80
« « « Noorder G ........................................... « 3.40
« « « H . . . . : ................................................ « 2 .3 0
« « « I .............................................................. « 2 .2 5
v « ■«; « K ............................................ ............. .. « 2 .1 0
.;■■«■. .-«>,? r i L .................................. ....................... « 3.75
ts % •" 3 " Zuider M. . ................................ « 3,1 5
« « « Noorder M en wester N . .............. « 2 -
■■ «: « « : Ooster N ......................................... « 4 .50
« -« ¿L.. N . S. . . . : ............. . « 2.40
:« ., /-«¿: O. T .................................. „ 2 .—
« « « P ........................................................... « 3 .4 0
;;• « i « « P . Y .................................. .. « 1.40
« .« « Q ...................................................... .’ « 4.4 0
b i s " ” R ........................................................... « 3 .1 5
Yolgens het regiement van 1854 (Prov. Blad n°. 129), gewij-
zigd in 1864 (Prov. Blad n°. 17) en in 1875 (Prov. Blad n°.
114), wordt het bestuur over de Zÿpe en Hazepolder uitgeoefend
door een Dijkgraaf en vijf Heemraden, te zamen uitmakende het
college van dagelijksch bestuur, en tien Hoofdingelanden. Deze
benoemen den Dijkgraaf en de Heemraden.
In elk der bemalingen zijn drie Molenmeesters, door Dijkgraaf
en Heemraden uit de ingelanden van elken polder benoemd.
De Molenmeesters dragen jaarlijks de raming der door hen uit te
voeren werken en het bedrag van den omslag der molengelden
aan Dijkgraaf en Heemraden ter vaststelling voor en doen aan
dezen rekening en verantwoordirig van hun beheer. De molengelden
worden door den penningmeester van het waterschap te
gelijk met de algemeene omslagen ingevorderd. ')