waterende SluizengeXäzn (contributie), op bet kohier van den
polrler Oeestmerambacht.
De Pömpstukken en het Kromwater drageji daarvoor niet bij,
maar voor de landen in de meren zelve wordt biervoor een
extra omslag geheven.
De lasten bedragen g ew o o n lijk /6.— a f l .— ’s jaarsper H.;
voor den Bergmeer gewoonlijk iets hooger wegens de betaling
der Hondsbosehlasten.
De landen in beide meren worden bovendien door de banne
Oudkarspel aangeslagen voor de W e stf rieselte Zeeäijhs-, de Raaksmaats,
de Oosterdijks-, de molen- en machinekosten, die van den
Kerkmeer bovendien voor de Honäsboschl&R&Ti.
Yolgens het regiement van 1865 (Prov. Blad n° 48) is het
bestunr opgedragen aan vijf Molenmeesters, waarvan een Voor-
zitter, die rechtstreeks door de stemgerechtigde ingelanden
worden gekozen. *)
DE DIEPS- EN MOORSMEERPOLDER.
Gemeenten: Oudkarspel en Warmenhuizen.
Bij besluit van 18 November 1593 hebben de Staten .Tonk-
vrouw Sabina, Gravin van E gmond, gemachtigd om den Bieps-
meer en den Moorsmeer of Tjaarlingermeer, vroeger ook wel
Hoolmeer, te doen bedijken, en op den 4äen Mei 1594 is tus-
schen haar en de gemachtigden van Geestmerambacht over de
voorwaarden der dröogmakiug en de overneming van het water
op den boezem van Geestmerambacht een accoord getroffen,
dat te vinden is in het geschreven perkamenten Privilegieboek
van het ambacht, fol. 67.
De bedijking is in 1594 en 1595 tot stand gebracht door
J o H A N VAN OLDENBARNEVELD C. S.
De Biepsmeer onder Oudkarspel en de Moorsmeer onder Warmenhuizen
zijn ieder door zijn eigen ringdijk, hoog 0.90 M. __
AP., omgeven. Beide dijken worden door het bestnur voor ge-
meene rekening onderhouden.
Sedert verscheidene jaren zijn er pogingen .aangewend om dezen
afgelegen polder met de gemeenten Oudkarspel en Koedijk door
een beharden weg te vereenige.i. Tot nu zijn deze pogingen
echter niet geslaagd.
De Moorsmeer ontlast zijn water door eene pomp in een ka-
11 aal, uit welk het door eene andere pomp in den molentocht van
den Biepsmeer afvloeit. Uit dezen wordt het uitgemalen op den
boezem van den polder Geestmerambacht door een vijzelmolen,
staande aan de zuidoostzijde des polders. Vlucht 24.75 M.-
middellijn der vijzel 1,98 M.
Zomerpeil in den Moorsmeer 2.20 M., in den Biepsmeer 2 28
M. — AP.
Eene pomp in het zuidwestelijk en eene in het Wdelijk gedeelte
van den Moorsmeer en eene in het noordwestelijk deel van den
Biepsmeer geven gelegenheid om ingeval van nood water in te laten.
De grootte van den polder is 224,2880 H., waarvan de Moorsmeer
42.6900 H. beslaat. Yrij van lasten als water en polder-
eigendom zijn 4.9250 H., zoodat 219.3630 H. de volle lasten dra-
gen, die van 1888—1892 gemiddeld f 7.60 per H. waren.
Daaronder zijn gerekend het aandeel in de contributie van den
polder Geestmerambacht in de Uitioaterende SluizengelAen en
de EondsboscRasten. De andere lasten, behalve de eigen polderlasten,
worden aan de banne Oudkarspel voldaan.
Het bestnur over de beide meren bestaat, völgens het regiement
van 1879 (Prov. Blad n° 65), gewijzigd in 1881 (Prov. Blad n° 59),
uit vijf Molenmeesters, waarvan één Yoorzitter, die rechtstreeks
door de stemgerechtigde ingelanden gekozen worden, i)