den 5.9776 H. groot zijn, eene vaste contributie van / 16 betaalt.
De volle lasten bedroegen van 1888—1892 gemiddeld /1 2 .8 0
per H. ’sjaars.
Yoorts ontvangt de banne nog de gewone lasten voor 3.0997
H. vergraven grond van den JFogmeer, en eveneens van de
eigenaars van entele perceelen, samen groot 3.0030 H., liggende
in de Hugowaard, docb die vóór de bedijkmg in de banne
Ursem waren begrepen.
Eindelijk betaalt nog de Hugowaard voor 4.2800 hectaren ver-
graven grond, bet aandeel dat deze hectaren moesten dragen in de
zeedijks-, de Hondsbosseke-, de Uitwaterende Sluizen- en de
RaaksmaatsaeMün.
Yolgens heb regiement van 1860 (Prov. Bladn°. 72), gewij-
zigd in 1864 (Prov' Blad n°. 63), in 1870 (Prov. Blad n°.
85) en in 1878 (Prov. Blad n°. 57), is het bestuur opgedragen
aan vijf leden, waarvan één Yoorzitter, en vier Hoofdingelanden.
De Yoorzitter en de andere vier leden worden recktstreeks door
de stemgerecbtigde ingelanden gekozen. ‘)
HET SCHOUTSBKAAWE.
Gemeente: Ursem.
Dit braakje, groot 5.9776 H., behoort aan één eigenaar
en is bebalve aan de oost- en noordzijde, waar het grenst
aan hooge gronden van den polder Ursem, gedekt door eene
kade, die van 1.90 M. tot 2.10 M. AP. hoog is.
Het wordt drooggehouden door een vijzelmolentje, uitmalende
op den boezem van den polder Ursem. Ylucht 10.20 M.; middel-
lijn van de vijzel 0.70 M.
Zomerpeil 3.20 M. — AP.
Het land betaalt geen dijks- of andere lasten aan de banne,
waarin het is gelegen, maar alleen eene vaste som van f 16
sjaars, voor het recht om zijn water op den boezem van Ursem
uit te malen.
In de eerste helft der zeventiende eeuw is het door J a n J a n s -
z o o n v a n A m e h o n g e n , Schout te Ursem, krachtens octrooi der
Staten van 12 December 1631, bedijkt en drooggemaakt, en nu
nog wordt het naar hem het Schoutsbraakje genoemd. Opmerke-
lijk is het, dat ditzelfde braakje, hetwelk nu wel f 12.000
waard geschat wordt, in 1683 door J a c o b P ie t e e s z o o n M i e n e s ,
zooals deze zieh daarover in een verzoekschrift om ontheffing van
lasten, in September 1685 ingediend, beklaagt, //onbedachtelyck
in koop is aangestaan voor een silveren lepel van / 4 ä / 5” .
DE GROOTE EN KLEINE DRINKSMEER, EN DE TURK.
Gemeente: Ursem.
Buiten den omringdijk van den polder Ursem, doch bfnnen de
banne van dien naam, liggen tegen Raalcsmaatsboezem in de na-
bijheid van Rustenbwrg, drie kleine poldertjes, omkaad buiten-
land, te weten: de Groote DrinJcsmeer, de Kleine Brinhsmeer
en de Turh.
Het zuidelijkste dezer poldertjes is de Kleine Brinksmeer,
groot 1.2650 H. Het heeft eene kade van 0 .10 tot 0 .20 M.
— AP. en slaat door een klein molentje zijn water uit op de
ringsloot van de Heerhugowaard. Bij eenigszins hoogen stand
van Raaksmaatsboezem staat het echter blank. Het betaalt wel de
bans-, maar geen molenlasten aan den polder Ursem.
Ten noorden van dit poldertje ligt de Groote Brinksmeer, groot
4.9308 H., toebehoorende aan den polder Ursem. Zijne kaden
zijn 0.05 M. -f- AP. hoog en het water wordt door eene pomp
geloosd in den polder Ursem.
De Turk is 1.2660 H. groot en behoort mede aan den
polder.