Voor vervening is vroeger concessie verleend. Later is zij
echter geschorst en in 1884 ingetrokken. Zie Afd. I I I , Onder-
afd. IV.
Deze polder wordt, evenals vroeger de NooräpoUer leoosten
Mulden, bestuurd volgens octrooi der Staten van Holland en
Westfriesland, van 22 Dec. 1677, verleend aan de ingelanden
aan de oostzijde van Mulden gelegen. Ingelanden kiezen drie
Poldermeesters, om onder hunne medewerking en toezicht het
bestuur uit te oefenen.
HET NAARDERMEER.
Gemeenten: Naarden, Mulden en Weesjperkarspel.
Het Naarchrmeer is krachtens octrooi van 15 Dec. 1623 be-
dijkt en drooggemaakt geworden. In ’tvoorjaar van 1629 was de
onderneming voltooid en de verkaveling reeds geschied, toen
A n th o n y O e t g e n s , burgemeester van Amsterdam, in den zomer
van dat jaar de zes bruggen over de ringsloot deed afbreken, den
dijk doorsteken en den polder vol loopen liet, om den vijand,
die destijds op de Velwwe was, te stuiten en te beletten over de
Vecht te komen. Sedert is de polder, hoezeer door het dichtmaken
van de gaten in den ringdijk weder afgescheiden van den boezem
der Naardertrekvaart, drijvend gebleven tot 1883. In dat jaar is
de droogmaking met een nieuw gesticht stoomgemaal, geplaatst
aan het uitwateringskanaal in de nabijheid van de trekvaart van
Mulden op Naarden, weder met kracht ondemomen en ten einde
gebracht. Het kwelwater was echter zöo overvloedig, dat de
polder, na twee jaren een voldoenden oogst te hebben opgeleverd,
bleek op den duur niet met voordeel droog te houden te zijn,
zoodat in het najaar van 1886 de bemaling gestaakt en de polder
weder volgeloopen is. *)
*) Door een der eigenaren, Jh r. Mn J . W. H. R u tg e r s v an Rozenburg, is
over de geschiedenis dezer droogmakerij en hare verdere lotgevallen eene nota
ingediend aan öedeputeerde Staten, die te vinden is in het Prov. Archief:
yaardermeer.
De Naardermeer ligt ten westen van Naarden tegen den Ke-
verdijkschen Overscheenschen polder. De dijk loopt van den molen
tot de Goog en aan gene zijde daarvan oostwaarts tot den Kever-
d ijk ,. verder noordoost en oostelijk tot de Karnemelksloot, längs
deze tot de Hilversumsche Meent, längs deze en den Nieuwen
Keverdijkschen pclder tot den Keverdijk en aan gene zijde daarvan
westwaarts tot de Goog, en verder westwaarts längs de Naar-
dermeervaart weder tot den molen.
De dijk ligt gemiddeld op 0.45 M.jSM AP., doch soinmige
deelen worden door het Eijk als inundatiekade onderhouden op
0.40 en 0.70 M. + AP.
Bij de Goog staat een windschepradmolen van 26.25 M. vlucht
met een scheprad van 5.10 M. middellijn en schoepen van 0.52
M. breedte. Met dezen wordt, evenals voor 1883, sedert den
herfst van 1886 de polder op een behoorlijken waterstand ge-
houden.
Het bovendien aan de Naarclertrekvaart gebouwde stoomgemaal
is sedert October 1886 buiten werking, maar wordt steeds werk-
vaardig gehouden. Het is in 1883 gesticht, en heeft 3 Cornwall-
ketels met Gallo way-buizen en een verwarmingsoppervlak van 35
M3. ieder.
De horizontale stoomtnigen van hoogen druk met condensatie
brengen twee centrifugaalpompen in beweging, die per minuut
45 Ms. water tot 2-| M. hoogte kunnen opbrengen. Zij werken
echter tot 3 | M.
De middellijn der afvoerbuis is 0.70 M.
Aan het einde van den molenvliet of Naardermeervaart ligt eene
schutsluis, die in 1882 aan het Eijk in eigendom is overgedra-
gen. De doorvaartwijdte is 3.90 M., de schutkolklengte 21.10
M., terwijl de slagdrempels liggen op 2.0 3 M. — AP.
Over deze sluis ligt eene ophaalbrug.
Tn de kade bij de Karnemelksloot ligt een inlaatduiker.
Een vast peil is niet aangenomen. De waterstand wisselt af
van 1 M. tot 0.70 M. — AP.
Het meer is ongeveer 700 H. groot.