van het Noordzeekanaal. Om laatstbedoelde wijze .van ververschen
behoorlijk te doen plaats hebben, overeenkomstig bet daarvan in
1874 opgemaakt ontwerp, is het noodig, dat de waterstand op
het Noordzeekanaal worde gehouden op ongeveer 0.30 M. — AP.
De waterverversching geschiedt tegenwooidig op de eerstbe-
doelde wijze, waarbij het ververschingswater längs den natuurlij-
ken weg van het oostelijk I J binnentreedt en door de stad af_
vloeit op het Noordzeekanaal en is dus veel minder kostbaar dan
de tweede wijze, waarbij, om toevloeiing van de zijde van het
Noordzeekanaal te verkrijgen, de waterstand in de stad kunstma-
tig moet verlaagd worden door uitmaling met het stoomgemaal
te Zeeburg op het oostelijk IJ .
De verversehing heeft in den regel plaats bij waterstanden van
of beneden 0.40 M.--fei AP. op het Noordzeekanaal en uit-
sluitend gedurende den nacht en op zon- en feestdagen ook ge-
durende een deel van den dag; een en ander om de scheepvaart
zoo min mogelijk te belemmeren.
Bij waterstanden op het Noordzeekanaal hooger dan 0.40 M.
-la AP., is wegens het gering verval de verversehing te on-
beduidend en in vele gevallen onnoodig, omdat die hoogere ka-
naalstanden in den regel samenvallen met hooge Jmstdhoezem-
standen en dus met sterken waterafvoer van die zijde.
Ten behoeve van de waterverversching wordt, naar gelang van
het jaargetijde, tussehen 6 of 8 uur des avonds en 3 of 4 uur
in den morgen water ingelaten van het oostelijk I J , door den
syphon onder het Merwedekanaal en geleid door het zoogenaamde
Loozingskanaal naar de stad. Voordat tot dien inlaat wordt
overgegaan, worden gesloten:
1°. de Zeeburger schutsluis;
2°. de keersluis in het Oosterkanaal;
3°. de Oosterdokduizen ;
4°. de keersluis in de Oosterdokskade;
5°. de Westindische slnis;
6°. de Sint-Anthoniesl/wis ;
7°. de keersluis in den waterloop onder de Niewwm.arkt/
8°. de Ouäezijdskolk-schutsluis ;
9°. de keersluis in deD waterloop onder den Dam ;
10°. de Nieuwe Haarlemmersluis ;
11°. de IJenhoorndvÄs;
12°. de schutsluis in het Westerkanaal;
13°. de keersluizen onder de brug over de Smgelgracht vóór de
Zeeburgerstraat ;
14°. de Amstelsl/uizen ;
15 . de schutsluis in de Weteringschans; en
16°. de toldewren onder de brug bij het Leidscheplein.
De scheiding met den boezem van Rijnland is voortdurend
gesteld, wegens den steeds hoogeren waterstand van den stads-
boezem.
Het binnen dien afgesloten stadsboezem toegelaten water ver-
hoogt dien boezem met eene schijf van 0.05 à 0.20 M., waarna
tegen 3 à 5 uur des morgens de toldeuren in de keersluizen
längs de zijde van het Noordzeekanaal worden geopend en het
vervuilde water op het kanaal- wordt geloosd.
Met het openen der sluizen wordt van de westzijde aangevan-
gen, opdat de krachtigste uitstrooming door het meest vervuilde
westelijk stadsgedeelte plaats hebbe.
In den regel worden intusschen enkele der hierboven genoemde
sluizen en keeringen opengelaten, waardoor de doorstrooming be-
, vorderd en elk deel der stad op zijne beurt vrij afdoende yer-
verscht wordt.
Aangezien het in den zomer, wanneer juist aan waterverversching
de grootste behoefte is, voorkomt, dat wegens läge standen
op het oostelijk IJ , geen of onvoldoende toestrooming plaats heeft,
wordt voor die gevallen het stoomgemaal te Zeeburg in werking
gesteld, tot verlaging van den waterstand in het zoogenaamde
loozingskanaal, ten oosten van de alsdan gesloten waterkeeringen
onder de brug over de Singelgracht voor de Zeeburgerstraat en
bij den molen de Gooyer. Het water uit het oostelijk I J stroomt
dan door den geopenden syphon in dat 1/oozingskanaal en wordt
door de werking van het stoomgemaal te Zeeburg overgebracht in