H O O F D S T Ü K II.
DE EILANDEN.
AFDEELENTG I. TEXEL.
Gemeente: Texel,
Het oude eiland Texel bestond uit 28 polders, die thans, met
eliander en met de Grie en het Noorden vereenigd, een water-
schap uitmaken. Drooggemaakte meren of plassen zijn op het
eiland niet. De landaanwinning en vergrooting van het eiland
heeft uitsluitend plaats gehad door aanstuiving aan de west- en
zuidzijde en bedijking van schorgronden aan de oost- en noordzijde.
Tegenwoordig zijn al die bedijkte gronden door zeedijken tegen
de hooge vloeden beschermd, zoodat er geen omkade buitenpol-
ders gevonden worden.
De oudste bedijkingen, waardoor het eiland vergroot is, zijn
die van het Weezenspijk, de Grie, de Kuil, het Hoornder-Nieuw-
land, het ßurger-Nieuwland en Waalenburg. Maar eene aanleiding
tot belangrijker vergrooting is de zanddijk geweest, waarmede de
Staten in 1629 en 1630 het oude Texel met het ten noordoosten
gelegen eilandje het Eijerland hebben doen vereenigen. Aan
weerszijden van dien dijk is veel land aangewonnen. Aan de west-
zijde is het strand breeder geworden en zijn duinen aangestoven.
Aan de oostzijde hebben zieh schorgronden gevormd, die in deze
eeuw zoodanige uitgebreidheid hadden verkregen, dat in 1835
daarvan eene oppervlakte van meer dan 3300 H- kon worden in-
gedijkt; na dien tijd nog, buiten dezen polder Eijerland, twee
nieuwe polders de Eendraeht en de Volharding zijn tot stand gebracht,
en later een groote inham tusschen Texels Oosterend en
Eijerland, genaamd het Noorden, is ingedijkt.
De eenige bedijking van eenig belang, die in de twee eeuwen
tusschen het leggen van den zanddijk en de indijking van Eijerland
op Texel is beproefd, is die van den Soorn-en-Burgpolder
geweest, die, krachtens octrooi van 1768 ondernomen, tot 1796
heeft stand gehouden. Toen echter in laatstgemeld jaar de dijk
was doorgebroken, hebben de gronden na dien tijd weer met de
zee gemeen gelegen. In 1846 en 1847 zijn dezelfde gronden op-
nieuw binnen een dijk besloten. Zij vormen thans den Prins-
Hendrikpolder.
Ten noorden, westen en zuiden is het eiland Texel gedekt door
duinen, die door het Rijk, Waterstaat en Domeinen, worden beheerd
en onderhouden.
De breedte dezer duinen is zeer verschillend; de grootste breedte
west-noordwestwaarts van het dorp den Burg, is met de er in
gelegen valleien en vlakken, — met welker afwatering in 1880
door het graven van slooten is aangevangen, — ongeveer 2300
M., terwijl bij het dorp de Koog de breedte nog geen 300 M.
bedraagt. De hoogste duinen zijn het Loodsmansduin, de Zetings-
nol, de Fonteinsnol, terwijl ook de Kooger- en een deel der
Eijerlandsehe duinen vrij hoog zijn. Ook de in 1629 en 1630
aangelegde Zanddijk tusschen de Eijerlandsehe- en Xooyerduinen
en strekkende längs de noordwestzijde van den in 1834 en l8 3 5
bedijkten polder Eijerland is tot eene aanzienlijke hoogte opge-
stoven. Al deze duinen, die aan den Staat toebehooren, kwamen
krachtens het K. B. van 17 December 1819 n°. 1 (Prov. Blad
1820 n°. 2) in beheer, onderhoud en genot bij de Provincie,
doch werden, tengevolge van het K. B. van 27 Mei 1876 (Stbl.
n°. 109) op 1 Augustus 1876 weder door het Bijk teruggeno-
men. Zij zijn meerendeeis met heim begroeid. Aan het noord