hoofd, welke wederom tegen den W esterlander-Axif. aansluit,
heeft eene lengte van 170 M. en eene hoogte van 1.50 M.
+ VZ.
Tusschen den Westerhavendam. en den kop van den Zuider-
havendam is de ingang, wijd tusschen de na te melden plankier-
werken 18 M.
Längs een gedeelte van den Westerhavendam;, om de koppen
dei beide dämmen en längs het W?sterlander-\ioo^A ligt een rem-
mingwerk met plankier, samen lang 144. M., ter hoogte van 1.50
M. - f VZ.
Längs den Westerlander-Aijk is de haven voorzien van eene hou-
ten beschoeiing, lang 181 M., hoog 1.25 M. + VZ., waar-
langs eene bestrate loskade, breed 6 M. en waarachter de Wes-
terlanäer-dijk, hoog 2.50 M. -j- VZ.
In de haven is nog aanvrezig längs den- Westerhavendam^ in aan-
sluiting met de beschoeiing, een los- en laadsteiger, lang 16 M.,
breed 3 M. en hoog van 0.50 tot 1.25 M. + VZ.
Op den kop van den Westerhavendam, staat een havenlicht,
Al de genoemde werken, behoudens den Westerlander-dijk en
het Westerlander-hooid, zijn in onderhoud bij het Rijk.
HET HEEMRAADSCHAP WIERINGEN.
Gemeente: Wieringen.
Tot 1883 waren het dijksbestuur en het poldejbestuur van Wie-
ringen gescheiden. Het eersle was alleen belast met de zorgvoor
de zeeweringen, voorzoover deze niet door het Rijk of het be-
stuur van den polder Waard-Nieimlanä werden onderhouden, en
van de daarin gelegen uitwateringssluizen, terwijl het polderbestuur
te zorgen had voor de waterloozing en de wegen en voor den
eenigen molen, die in den Hippolytushoever- of Kla/mpolder stond.
In de Wintervergadering der Staten van 1882 zijn beide be-
sturen vereenigd en zijn beider rechten en verplichtingen over-
gegaan op een waterschap, dat den naam Heem,raadschap Wieringen
ontving.
Het binnen de oude zeeweringen van Wieringen gelegen land,
dat is, het geheele eiland, met nitzondering van het Buitenlanä
en de Normerven en van den Waard-Nieweland, is verdeeld in
vijf polders, te weten: de Gester-, de Oosterlander-, de Stroeer-,
de Hippolytushoever- en de Westerla/nder- en Hoehnelpolder. Van
elkander zijn deze gescheiden door tochtslooten en //sjanen” , d. z.
greppen.
De dijken door het Heemraadschap onderhouden strekken zieh
aan de oost- en zuidzijde van het eiland uit, van het Noorderhoof
d bij het dorp den Oever tot den polder Waard-Nieuwland,
verder längs de noordwest- of biimenzijde diens polders en voorts
längs de zuidzijde van het eiland tot däar waar de Westerlan-
¿fer-zeedijk tegen de liooge gronden nabij de vroegere Quaran-
taineplaats, thans kruitmagazijn der Marine, aansluit. De haven-
werken. zijn echter bij het Rijk in onderhoud.
De geheele dijk, hier en daar door de hooge gronden afgebro-
ken, heeft eene lengte van ongeveer 12000 M., in verschillende
vakken verdeeld.
Door de indijking van het Nieuwland zijn slechts ongeveer
6800 M. zeewaterkeerend gebleven; terwijl nog over ongeveer
175 M. lengte hooge gronden eene natnurlijke zeewering vormen.
De zeewaterkeerende dijken hebben de
namen van Oever dijk, strekkende van
paal 0 bij het Steenenhoofd tot paal 9 lang ongeveer 675 M.
De Stontelerdijh, van paal 9 tot 25, waar
de dijk van den polder Waard-Nieuwland
b eg in t „ „ 1200 //
De Ilippolyhishoeverdijk, van het eindpunt
van den dijk van den polder Waard-
Nieuwland op 58 M. bewesten paal 93
tot 40 M. bewesten paal 1 1 3 „ „ 1598 „
De Kompedijh, van 86 M. beoosten paal
114 tot 20 M. bewesten paal 123. . . n „ 731 „
De Hoelmerdijk of Holmdijk, van 25 M.