DE BEEKMEER.
Gemeenten: Obclam, Opineer en Heerhugowaard.
Tot bedijking en droogmaking van liet Berkmeer zijn door de
Staten twee octrooien verleend: een op 14 Deceraber 1626 aan
R e in o u d v a n B r e d e r o d e , als Heer van Veenhuizen en Spanbroek
en een op 2 1 Maart 1633 aan J o h a n v a n M a t h e n e s s e , als
Heer van Opmeer en aan de voogden der kinderen van wijlen
den Heer van Obclam, onder welke genoemde heerlijkheden liet
Meer zieh uitstrekte. In 1636 was de bedijking voltooid.
De polder is bijna geheel oMgeven door een ringdijk en ring-
sloot, die tot bet gebied van den polder behooren. De ringdijk
van het Kleine Mallegat tot de V ijf Motens is echter het eigen-
dom van Geestmerambacht, Aan de zuidwestzijde ligt de polder
tegen den zoogenaamden Blompclijk van de Heerhugowaard, die tot
dezen polder behoort. In het onderhoud van den ringdijk, hoog
0.20 M. + AP. en keerende 'het water van Raaksmaatsboezem,
wordt u f t de kas des polders voorzien.
De bemaling geschiedt door een stöomgemaal en een windvij-
zelmolen.
Het stoomgemaal, in 1877 gesticht, staat aan de zuidzijde des
polders. Het heeft een cylindervormiggn ketel met inwendigen
vuurgang en Galloway-buizen van 24.10 M2. verwarmingsop-
pervlak. Het stoomtuig werkt met een druk van 5 atmosferen, met
verstelbare expansie en condensatie op eene centrifugaalpomp met
afvoerbuis van 0.41 M. middellijn. Deze brengt per minuut 22
M3. water 2.90 M. hoog op.
In het westelijk deel des polders staat de vijzelmolen. Vlucht
25.78 M.; middellijn der vijzel 1.75 M.
Beide slaan hun water nit op RaaJcsmaatsboezem.
Aan de noordzijde ligt in den ringdijk een inlaatduiker.
Zomerpeil 2.80 M. — AP. Winterpeil is niet vastgesteld.
Grootte des polders 292.6211 H., waarvan 270.9250 H. de
lasten betalen en 21.6961 H. als poldereigendom vrij zijn.
Gemiddeld bedrag der lasten in de jaren 1888—1892 f 9.05
per H. ’sjaars.
De Berkmeer betaalt wegens vergraven landen aan het bestuur
van Veenhuizen eene jaarlijksche uitkeering v a n / 1 0 ; voorts
aan de Heerhugowaard eene jaarlijksche uitkeering van / 240
als vergoeding voor het afmalen van het door den polder op
Raaksmaatsboezem opgebrachte water , en v o oT ts Raaksmaats- en
TJitwaterende SluizengelA.
Volgens het regiement van 1863 (Prov. Blad n°. 35) wordt het
bestuur uitgeoefend door een Dijkgraaf en twee Heemraden, als
College van dagelijksch bestuur, en vier Hoofdingelanden. Dijkgraaf
en Heemraden worden rechtstreeks door de stemgerechtigde
ingelanden gekozen. J)
DE POLDER OBDAM.
Gemeente : Obdam.
De banne of polder Obdam, die vroeger behoord heeft tot het
ambacht der Vier 'Noorder Koggen, is bij de vaststelling der regiementen
voor de Westfriesche ambachten-in 1864, overgebracht
naar Geestmerambacht.
De polder is ten noorden gedekt door den Lutkedijk, hoog
1.30 M. — AP. en ten oosten door den Spierdijk, die door het
ambacht der Vier Noorder Koggen worden onderhouden.
Ten zuiden ligt de/ Verlaatsweg van de banne Ursem en de
noordelijke ringdijk van den TVogmeer, wiens ringsloot sedert
1887, doch behoudens eenige voorwaarden, waardoor de Wog-
meer er water in kan laten afloopen, binnen den polder Obdam ligt.
Deze ringdijk, hoog 0.75 M. — AP., is ten laste van den
Wogmeer.
Bij den vasten dam in deze ringsloot bij den voormaligen
*) Zie notulen der Zomervergadering van 1863, Bijlage L . Voorts: Mr. G.
DE V r ie s A z. De polderbesturen van den Berkmeer en den Slootgaard V e r a l
en Med. der K. A. v. W ., Afd. Letterkunde, deel X, b l. 75-124.