van 31 December 1520, ten einde te verhoeden, dat de landen
van Amstelveen overstroomd werden door het water, dat bet Sticht,
van Utrecht door mid del van moleits en andere werktuigen uitwierp
en deed afvloeien, terwijl aan den anderen kant de dagelijks hoo-
ger loopende vloeden in de Zuiderzee het wegstroomen van het
binnenwater bemoeilijkten. Om de gevaren, die bij dezen staat
van zaken de landen van Amstelveen bedreigden, af te wenden,
verleende het octrooi aan Dijkgraaf en Heemraden de bevoegd-
heid om keuren te maken op dijken, bruggen, zijlen, dijksloo-
ten , waterloozingen, molens, kaden enz., tot zekerheid en wel-
vaart der landen en om over die werken schouw te drijven.
De latere inpoldering der landen van Amstelveen in drie on-
derscheiden polders, elk met een afzonderlijk college van Pol-
dermeesters, heeft teweeggebracht, dat de werkkring van Dijkgraaf
en Heemraden ter Nieuwer Amstel, zoo als het college
oorspronkelijk heette, door verloop van tijden is ingekrompen en
zieh meer en meer tot een toezicht over den gemeenschappelijken
ring , voor zoo ver het dien niet zelf onderhoudt, heeft beperkt. d)
Oorspronkelijk had het college, krachtens resolutie der Staten
van Holland en West friesland van 30 Maart 1780, de benoe-
ming der twee Poldermeesters van den Rovenherkerpolder ■ Het
deed die benoeming telkens nit een dubbeltal van ingelanden,
doch thans is dit opgeheven en laat het college zieh met het
inwendig beheer der drie polders niet in. Omslägen heft het
niet. De kosten der werken moeten geheel gevonderi worden uit
de opbrengst der tollen, waarover aanstonds nader zal gehandeld
worden.
De werken, die het Heemraadschap als zoodanig onderhoudt
en ook reeds vöör het straks te melden K. B. van 1823 onder-
hield, zijn:
1°. De volgende gedeelten van den gemeenen ring, als: de
l) Dit toezicht heeft plaats krachtens verschillende kenren, die gedrukt en
in 1781 te Amsterdam zijn uitgegeven.
Amstelveensche straatweg, de weg van de thans gedempte
sluis te Amstehreen tot de Hand naa/r Leiden, gemeente
Nieuweramstel, de straat- en bijweg van. den Amsteldijh
van 80 meter benoorden de Verwerstraat tot Ouderherh,
en de Amsteldijh van Ouderherh tot den Hooden Paal,
nabij Uithoorn.
2°. De onderlinge afscheidingen der drie polders, te weten:
de Ouderkerkerlaan of het Groote Loopveld en de K a lf-
jeslaan of het Kleine Loopveld.
3°. Eenige tolgaarderswoningen.
Voorts onderhield het Heemraadschap reeds sedert het begin
van deze eeuw de Noordammerlaan en den Legmeerdijh van de
Noordammerhrug tot Paauwenhoek nabij Kndelstaart, welk on-
derhoud thans bij het Schinkeldijkje eindigt. De laan en het
gedeelte van den Legmeerdijh van de laan tot de voormalige
grens van het Sticht, zijn op het Heemraadschap in onderhoud
overgegaan, ingevolge een besluit van Koning L odewijk van 19
Augustus 1809. De overneming is geschied tegen vergoeding
eener zekere som per strekkende roede, door de gehoefslaagden
als afkoopsom aan Dijkgraaf en Heemraden betaald. Het verdere
gedeelte tot den Hornmeer heeft het college overgenomen van
het gemeentebestuur van Uithoorn, bij overeenkomst van 13 Juni
1810, op den 19den October 1810 door willige condemnatie van
den Hove van Holland bekrachtigd.
De zoogenaamde Steenwijhsche dijk, zijnde dat gedeelte van
den Legmeerdijh, dat längs de kade van den Hornmeer strekt tot
waar vroeger het Sticht weder eindigde, is wel nooit bij overeenkomst
door Dijkgraaf en Heemraden ter Nieuwer Am.stel overgenomen
of krachtens hooger bevel op hen overgebracht, mair
wordt toch reeds sinds 1812 door hen onderhouden, in voldoe-
ning aan eene uitnoodiging tot hen gericht door den Bequestmees-
ter belast met den dienst der bruggen en wegen, van 18 November
1811. De Vrije Noordmeen eindelijk, zijnde het vervolg
van genoemden Legmeerdijh tot den paal, thans Paauwenhoek
, nabij Kudelstaart, dat weder tot Holland en onder het ge