ontvouwd en toegelicht in de Memorie van Toelichting door
Gedeputeerde Staten bij het door hen in 1862 voorgedragen
ontwerp overgelegd, in het verslag door de gemeenschappelijke
commissie daarover nitgebracht en de nota’s bij dat verslag
gevoegd 1).
Volgens art. 1 van het regiement, (Prov. Blad N°. 39
van 1864) gawijzigd in 1869 (Prov. Blad JV°. 70) vangt de
Zeebnrg en Diemerdijk aan bij de aansluiting van den Oosterdokdijk
buiten Amsterdam en eindigt hij bij de zeesluis te Muiden.
Volgens hetzelfde artikel omvat de taak van het Hoogheem-
raadschap :
a. de zorg voor het onderhoud van dieu dijk en de hoofden
van de daarin gelegen sluizen en
b. het toezicht over die sluizen.
Bovendien is aan het Hoogheemraadschap de bevoegdheid gegeven
om politiebepalingen nit te vaardigen over een gebied ter breedte
van 50 M. ten noorden en ten zuiden van den dijk en dat ter
wering van handelingen, die schade aan den dijk zouden kunnen
teweegbrengen.
De lasten van den dijk worden gedragen door landerijen be-
westen en beoosten de Vecht, deels in Idoordholland, deels in
de Provincie Utrecht gelegen. Die landen zijn niet overal door
waterkeeringen van de aangrenzende landen gescheiden. De grenzen
zijn bij het regiement over het algemeen behouden, zooals
zij van overoude tijden hebben bestaan. Waar onzekerheid bestond ,
is die bij de nieuwe regeling opgeheven.
Eene nauwkeurige beschrijving van de grenzen vindt men in
art. 2.
Van de Muider zeesluis tot waar de Keverdijh aan den
Vechtäijk aansluit, wijst de VecM de oostelijke grens aan. Veri)
Zie notulen van de Zomervergadering 1862, Bijlagen B en C, de Bijlagen
bij de laatste behoörende, geteekend A—-I) en notulen van de "Wintervergadering
1869, Bijlage 12.
volgens loopt deze een eindweegs längs den Keverdijk en voorts
door den Spijker- en Nesserpolder, t.hans deel uitmakende Van den
Niemo-Keverdijkschen polder, heen tot den ringdijk van het
Naardermeer. Tot zoo verre sluiten zieh dus de schuldplichtige
landen van den Zeeburg en Diemerdijk aan die van den Zeedijk
beoosten Muiden aan.
Yan daar tot de grens tusschen de Provincien Noordhol-
land en Utrecht strekken de landen met het onderhoud van den
Zeeburg en Diemerdijk belast, zieh uit tot de grenzen der
gemeenten Hilversum en ’s-Graveland, d. i. tot het ßooi.
Yerder en wel tot het Tienhovensche kanaal is de Provin-
ciale grensscheiding tevens de grens der schuldplichtige landen.
Aan dat kanaal valt de grens te zamen met de grenslijn van het
Hoogheemraadschap van den Lekdijk JBovendam.s, aan hetwelk
zieh de schuldplichtige landen van deD Zeebtirg en Diemerdijk
aansluiten van het genoemde kanaal af westwaarts tot de By-
leveldsche wetering.
Aan de westzijde grenzen die schuldplichtige landen aan landen,
die tnans niet meer met het onderhoud van eenigen zeedijk belast
zijn. De scheiding wordt aan die zijde aangewezen door de Ilei-
kop, de Byleveld, de oostzijde der kadastrale sectie A , Oudhuizen
der. geineente Wilnis en de westzijde van sectie E, Vinkeveen
der gemeente Vinkeveen-Waverveen, tot de grens der ge-
meente Abkoude-Droostdij. Van daar loopt de grens, in dezelfde
richting, door den Proostdijerpolder, de Winkel, den Waardas-
akkerpolder en het Abkoudermeer, om vervolgens längs de noor
delijke grens der gemeente Abkoude-Droostdy de grens van Wees-
perkarspel te bereiken.
Binnen Noordholland eindelijk strekken de schuldplichtige landen
van den Zeeburg en Diemerdijk westwaarts zieh uit tot de
westelijke grens der gemeenten Weesperkarspel en Diemen, be-
halve tusschen de Provinciale grensscheiding en het Zwet (benoor-
den den Holendreohter- en Dullewijkerpolder), waar zij tot den
straatweg van Amsterdam op Utrecht gaan.
Alle binnen de grens gelegen landen zijn gelijkelijk schuld