AEBEELING 111. HET B1 NNENBIJKSGHE LANB.
O n d e r a f d k e u n g x. B e I J b o e z em .
» Het I J liep in vroeger tijd tusschen Uitgeest eil liet land van
Ässendelf t door, tot in het Langemeer, dat met de Schermer gemeen
lag. Krachtens eene handvest van 1357 is het ter plaatse waar
het den naam van Krommenije droeg, door den Nieuwendam. af-
gesloten. Be sluis, in dien dam gelegd, is, ten gevolge van de
aanslibbing van grond en de verondieping van het water vo6r
die afdamming, door verloop van tijden onbruikbaar geworden. :
In 1718 heeft eene nieuwe overdijking van den Sint-Aagtendijk
tot den Assendelver-zeedijh plaats gehad, waardoor de aangewassen
gronden zijn binnengedijkt, thans als de polder de Honderd morgen
of de Noorderbuitendijken bekend. Na dien tijd zijn door nieuwe
aanslibbing tegen die overdijking weder nieuwe landen aangewassen,
door zomerkaden bepolderd, die alzoo het gebied van het I J
als zeearm hebben beperkt.
Eindelijk heeft dat I J eene - geheele verandering ondergaan.
Boor afsluiting bij den Paardsnhoek en bedijking van belangrijke
gedeelten is het tot een kanaal gemaakt, dat met het kanaal door
Holland op zijn smalst gegraven, tot de Noordzee toegang geeft
en vereenigd met die doorgraving thans den naam draagt van
Noordzeekanaal.
Het grbote doel was, in het belang van handel en scheepvaart
Amsterdam door een nieuwen en korteren waterweg met de
Noordzee te verbinden. Baartoe werd den 20aten October 1859
door de Begeering bij de Tweede Karner een wetsontwerp inge-
diend, strekkende om voor Bijksrekening een kanaal door Holland
op zijn smalst te doen aanleggen.
Het plan van de Begeering bepaalde zieh tot den aanleg van
een kanaal van het I J tot in de Noordzee, zonder daaraan landaanwinning
in het I J te verbinden, omdat het bestuur van den
Waterstaat, met het oog op de vermindering van het spuivermo-
gen van het I J voor Amsterdam, tegen elke eenigszins aanzienlijke
indijking van gedeelten van dat I J overwegend bezwaar had, en,
daar zonder vergunning tot inpoldering van gronden het werk
niet vatbaar was om door particulieren te worden ondernomen,
stelde het wetsontwerp voor, dat de doorgraving voor Bijksrekening
zou worden ten uitvoer gebracht.
Het ontwerp is echter geen wet geworden. N ade re overwe-
gingen hebben tot uitbreiding van Ixet plan geleid, door daarin op
te nemen de afsluiting van het I J beoosten Amsterdam, met ka-
nalisatie van het afgesloten gedeelte. Be daardoor mogelijk ge-
maakte landaanwinning deed de bezwaren tegen de uitvoering door
particulieren na verkregen concessie vervallen.
Krachtens ’s Konings beschikking van 5 Bec. 1861 u°. 82 is
toen aan J . G. J äger op 10 Bec. d.a.v. concessie verleend tot
het maken en gedurende een tijdvak van 99 jaren exploiteeren
van een kanaal geschikt voor de groote scheepvaart, ter verbin-
ding van de Noord- en de Zuiderzee in de richting van den noorde-
lijken oever van het I J en door Holland op zijn smalst, het aan-
leggen eener haven aan de Noordzee en het indijken en droog-
maken van gronden aan beide zijden van het kanaal in het
oostelijk en westelijk IJ , het Wijkermeer daaronder begrepen.
Be oorspronkelijke concessie liet het plan, waarnaar de werken
zouden worden uitgevoerd, geheel aan de vaststelling van den
Minister van Binnenlandsche Zaken over. Bij beschikking van
25 Juni 1862 echter werden de grondtrekken, waaraan het plan
zou moeten voldoen, in art. 2 opgenomen.
Nadat vervolgens bij beschikking van 23/24- September van
datzelfde jaar nog enkele wijzigingen in de concessie waren aan-
gebracht, zijn hare bepalingen, voor zoover die goedkeuring van
de WetgeVende Macht behoefden, door de Wet van 24 Januar!
1863 (Staatsblad n°. 4) bekrachtigd.
Eene latere wijziging van 7 Januari 1864 werd bekrachtigd
bij de Wet van 11 Juni 1864 (Staatsblad n°. 72), Nadere wij