en liggende met den drempel aan de zeezijde op 1.15 M. en aan
de landzijde op 1.40 M. — AP.
Deze dniker is voorzien van ééne schuif en twee sluitbare
proppen.
De wind>'ijzelmolen is daarna buiten werking gesteld en af-
gebroken.
De grootte van den polder is 15.2540 H.; die van het voor-
land 8 H.
Hij beboort aan één eigenaar.
DE BUITENPOLDER ONDER ANDIJK EN WERVERSHOOP.
Gemeenten: Andijk en Werverskoof.
Dit poldertje, in 1846 bedijkt, ligt tegen den Westfrieschen
zeedijk, juist op de grens der gemeenten Andijk en Werverskoof.
Het wordt ten oosten en ten iioorden beschermd door een dijk,
die 3.08 M. + AP. hoog is en op de meest aan golfslag
blootstaande plaatsen met eene brikglooiing is voorzien, reikende
tot 2.6 5 -j- AP. Aan de noordzijde is deze dijk gedekt dooT
voorland, dat voor rekening van bet bestuur van den Westfrieschen
zeedijk met eene kapglooiing van. steen is gedekt.
De bemaling geschiedt door een windmolentje van 5 M.
vlucht met een liggend seheprad en uitslaande op de Zuiderzee.
In den dijk ligt een duiker, wijd 0.40 M., voorzien van drie
valsebermen.
De grootte van het poldertje is 8.9191 H ., waarvan 7.9931
H . binnen den dijk liggen.
Het behoort aan één eigenaar.
DE NES OP NESSEPOLDER.
Gemeente: Werverskoof.
Sedert in den jare 1741 de regenten van de Vier Noorder
Koggen met de ingelanden van de Nes zijn overeengekomen, dat
de zeedijk van dit poldertje voortaan zou onderhouden worden
door het dijksbestuur van dat ambacht, aan hetwelk die dijk
daartoe met al zijn grasgewas is afgestaan , is eigenlijk de Nes
geen buitenpolder meer. Hij ligt wel buiten den oorspronkelijken
Westfrieschen zeedijk, maar wordt niettemin thans tegen de zee
beveiligd door eene waterkeering, die het genoemde dijksbestuur
als zeedijk onderhoudt. Het poldertje heeft dan ook geene
uitwatering naar zee, maar loost zijn water, door middel van een
gemetselden duiker in den oorspronkelijken, achterliggeuden zeedijk,
op de watertochten van de Vier Noorder Koggen?
De vergunning daartoe is gegeveu op voorwaarde dat de Nes
zelve den duiker zou onderhouden en naar evenredigheid harer
morgentalen zou betalen in de kogge- en molengelden van het
ambacht.
In de binnenlasten van de banne heeft dit poldertje nooit mede
betaald, vermits het zijn eigen binnenlasten en eigen kosten van
beheer heeft. Deze bedroegen in 1888 —1892 / 6 , 5 0 per H.
gemiddeld ’s jaars.
Het peil is 1.58 M. — AP.
De grootte is 28.9864 H., waarvan 2.3937 H. gedeeltelijk
vrij zijn van lasten.
Bij het règlement voor de banne Hoog- en Laag Zwaagäijk
(Prov. Blad 1859 n°. 117) is het bansbestuur bij voortduring
belast met het bestuur van den Nessepolder j en hierin is geene
verandenng gebracht bij latere wijzigingen van dit règlement.
>) Zie notulen der Zomervergadering van 1859, Eijlage 28, bl. 6.