In de verdere omslagen van het Hoogheemraadschap worden
begrepen de landen van Westfriesland, die op Schermer- of Raaks-
maatsboezem water afvoeren, naar de bepalingen en ondersohei-
dingen in het regiement van het Hoogheemraadschap gemaakt.
3°. de Westfrieselte zeedijkskosten.
Deze worden in alle ambachten geheven van al het oude land.
De bannen worden daaxin hectaarsgewijze aangeslagen.
Tan de drooggemaakte plassen betalen zeedijksgeld: in Hreclt-
terland: de Noorderbraak onder Scltarwoude, de twee braakjes
bezniden Scltarwoude, de Oude-Guuwspolder, de Lutjebroekerweel
en de Oude Moer onder Andijk. Tegen de vrijstelling der drooggemaakte
meren zijn bij de vaststelling van het regiement van
vele zijden bedenkingen geopperd, doch men heeft den ouden
toestand bestendigd, omdat men het onbillijk aohtte daarin wij-
ziging te brengen; ‘)
in de Vier Noor der Koggen; de Weelpolder\ in de Schager en
Niedorper Koggen: alle droogmakerijen, die echter hier van geringen
omvang zijn; in Geestvier ambackt: de Slootgaard en al de
drooggemaakte meertjes binnen den polder Geestmerambacht. Het
zeedijksgeld, door die droogmakerijen verschuldigd, wordt in den
aanslag der bannen begrepen.
Enkkuizeu en Hoorn betalen bij voortduring zeedijksgeld voor
de gronden bij gelegenheid harer nitbreiding ingenomen, de meren
voor de gronden ten behoeve van dijk en ringsloot vergra-
ven. De Groote Waal bij Hoorn heeft de lasten, die op de ingenomen
en binnengedijkte oude landen ten behoeve van de banne
Berklout drukten, jegens deze voor eene vaste jaarlijksche uit-
keering afgekocht.
Zoo ook ontvangt Hensbroek eene vaste som ’s jaars van de
Waard voor vergraven landen.
4°. de lasten in de verschillende ambachten geheven;
5°. de molenkosten en
6°. de binnenlasten of eigen lasten der bannen.
Zooais uit het bovenstaande b lijk t, heeft Westfriesland zijne
bansbesturen, zijne ambachtsbesturen, zijn College van Hoofdingelanden
van Westfriesland, en buiten deze zijne polder- of mo-
lenbesturen. De meest geregelde volgorde om alle na elkander
te behandelen is deze: dat elk der vier ambachten afzonderlijk
worde genomen en bij elk hunner eerst zijne bansbesturen en
vervolgens zijne polder- of molenbestureu, terwijl ten slotte de
samenstelling en inrichting van het College van Hoofdingelanden
van West friesland beschreven worden.
Toor het bestuur in -elk der ambachten en voor het College
van Hoofdingelanden van Westf riesland zijn nieuwe regiementen
in- 1864 vastgesteld en afgekondigd bij de Provinciale Bladen
van dat jaar n°. 42, 4 3 , 44, 45 en 46. Dat voor Westfriesland
is gewijzigd in 1869 en afgekondigd in het Prov. Blad
n°. 45 van dat jaar, terwijl de wijze waarop de kosten van on-
derhoud verdeeld worden en die in 1864 voor slechts vijf jaar
was vastgesteld, als blijvend is bepaald in 1869. Het besluit
der Staten is opgenomen in het Prov. Blad n°. 46 van dat jaar-
Wat de anderen betreff, wordt verwezen naar de behandeling
der ambachten.