§ 4. DE AANGEDIJKTE LANDEN.
Yoör de bedijking van de Zijpe eindigde het vaste land van
Noordholland te Fetten , waar de Zijpe gemeenschap had met de
Noordzee. De Schoorische dijk, die zieh uitstrekte van Fetten tot
den West-frieselten dijk, aan welken hij bij Krabbendam aansloot,
was ten noorden de uiterste zeewering van Kennemerland. Hij
beschermde het Noorderkwartier tegen de wateren van de Zijpe
en die van de Noordzee, welke door het Zijpsche gat binnen-
drongen.
Aan de overzijde van dat Zijpsche gat begon de reeks der eilan-
den, als voorposteu tegen de aanvallen der Noordzee gesteld. Het
eerste was Callantsoog, het daarop volgende Huisduinen, dit laatste
door meer dan een zwin van Callantsoog gescheiden.
Yerseheidene ondernemingen zijn noodig geweest om die beide
eilanden aan het vaste land te verbinden en aan dit de uitbreiding
te geven, die het tegenwoordig heeft. Die ondernemingen zijn te
brengen tot twee drietallen, die, elk binnen een betrekkelijk klein
tijdvak begrepen, van elkander door een verloop van meer dan
twee eeuwen verwijderd zijn.
Het eerste tijdvak begint met het jaar 1552, toen het octrooi
tot bedijking van de Zijpe werd verleend; het bevat de geschie-
denis van die bedijking en eindigt met het leggen van denzand-
dijk van O l d e n b a &n e v e l d in 1610, toen ook de bedijking van
de Wieringerwaard was tot stand gekomen.
Het tweede tijdvak opent zieh met de werken tot verbetering
van de vaart van den Helder naar Amsterdam,, waardoor het Koegras
tot een bedijkten polder is gemaakt, en eindigt met de bedijking
van de polders Waard en Groet en Anna-Faulowna. De
verbetering van genoemde vaart is tot stand gebracht door het
graven van het Noorhollandsch kanaal, hetwelk in 1825 is ge-
opend. De landen van het Koegras waren echter reeds in 1818
tegen de zee beveiligd en in grazige beemden herschapen. Met
het einde van 1847 waren de beide andere genoemde polders binnen
hnnne zeedijken besloten en dns voorgoed aan de zee ont-
woekerd.
De bedijking van de Zijpe heeft den Schoorischen zeedijk en
een belangrijk deel van den Westfrieschen zeedijk, namelijk van
Krabbendam, tot de bansseheiding tusschen Schagen en Harsinger-
horn, welke dijksvakken tot dien tijd vaak zoo deerlijk door het
geweld der Noordzee geteisterd werden, tot binnendijken gemaakt
en in veiligheid gesteld. Zij heeft daarenboven het eiland Callantsoog
met het vaste land van het Noorderkwartier vereenigd.
De ondervinding, dat meermalen bij hoogen vloed het water
uit de Noordzee over het tusschen Callantsoog en Huisduinen gelegen
Koegras heenstortte en zoo met volle kracht op den Westfrieschen
dijk aankwam, heeft al spoedig na de bedijking van de
Zijpe doeu besluiten om door het leggen van een zanddijk die
overstortingen van de zee te voorkomen. Dit werk is in 1610 tot
stand gebracht, De dijk is längs de westzijde van het Koegras
gelegd, en aan zijn westkant hebben zieh door aanstuiving duinen
gevormd, zoodat het vroegere eiland Huisduinen zieh in later tijd
met een duinketen aan Callantsoog, dat is , aan het vaste land
des Noorderkwartiers verbonden zag.
Even te voren was men de bedijking van de Wieringerwaard
begonnen, stoutweg haar dijken over de schorgronden zeewaarts
nitbrengende. Een- deel van den Westfrieschen dijk en van den
nieuwen Zijpschen dijk werd daardoor slaper, maar de nieuwe
polder had längs nagenoeg twee derden van zijn omtrek eene
kapitale zeewering te onderhouden. Het Noorderkwartier had hier-
mede eene belangrijke uitbreiding van vruchtbaren grond verkregen.
Er verliepen ruim tweehonderd jaren in dien toestand. De