Zomerpeil vooi de bovenlanden: 1.80 M. — AP.; voor de
droogmakerij: 5.15 M. — AP.
Eene steenen schutsluis ligt nabij het Groote Loopveld op 50 M.
van den Amstel. Zij is wijd 4.80 M.; de lengte der schutkolk
is 20 M .; de diepte van den slagdrempel 2.85 M. Over den uitloop
dezer sluis in den Amsteldijk ligt eene vaste brug. De halve
pachtsom dezer sluis wordt uitgekeerd aan den Noorder-Legmeer-
polder volgens eene overeenkomst tot gemeenscliappelijke bevaar-
baarhouding der ringsloot.
De geheele polder is groot ruim 1535 H . De grootte der
droogmakerij is 1345,4408 H. Die van de bovenlanden
131.8486 H., terwijl 57.9416 H. als eigendommen van den polder
vrij zijn van lasten. De bovenlanden betalen volgens de be-
paling van bet regiement eene vaste jaarlijkscbe bijdrage van
f 1.47 per H . en hun deel in enkele daar genoemde kosten.
Alle andere lasten worden over de droogmakerij omgeslagen.
De lasten bedroegen voor de droogmakerij van 1888— 1892
f 4.50 per H . ’sja a rs.
Bij het regiement van 1866 (Prov. Blad N° 230) is het be-
stuur opgedragen aan vijf leden, waarvan een Yoorzitter, die
rechtstreeks door de stemgerechtigde ingelanden worden gekozen. l)
DE buxtendxjksche BUITENVELDERSCHE POLDER.
Gemeenten: Nieuweramstel en Aalsmeer.
Deze polder, gelegen tusschen het Nieuwe Meer ten noorden,
den Rietwijkeroorderpolder en den Schinkelpolder ten westen en
den Amstelveenschen weg ten oosten, lag vroeger gemeen met de
Legmeerplassen, waarvan een groot deel aan hem behoorde, en
maakte deel uit van het waterschap, waartoe ook de Thamer-
buiten-, de Uithoornsche- en de Kalslagerpolders behoorden.
ln 1876 werd de aan den polder behoorende oppervlakte van
ruim 961 H ., meest water en ruigte, aan de Maatschappij tot
droogmaking van den Noorder-Legmeer verkocht, en bij overeenkomst
van den 3den Jan. 1877 bepaald, dat de sedert 1674 bestaan heb-
bende conventie tusschen den Buitendijkschen Buitenvelderschen
polder en den Kalslagerpolder werd opgeheven-
Door de daarop gevolgde droogmaking van den Noorder-Legmeer
heeft de polder een geheel zelfstandig bestaan gekregen. Hij
behoort tot Amstelland, maar ligt geheel buiten den ring en
watert uit op Rijnlands boezem.
De waterkeeringen van den polder zijn alleen de Koenekade
ten noorden en het Schinkeldijkje ten zuiden, beide liggende op
0.20 M. rj- A.P. De eerste is alleen in onderhoud bij den
polder, terwijl het Schinktldijkje bij overeenkomst van den 27sten
Nov. 1858 ten laste van den Schinkelpolder is gebracht en
later in onderhoud aan de gemeente Aalsmeer is overgegaan.
De andere waterkeeringen behooren bij de aangrenzende pol-
ders en worden door deze onderhouden.
De bemaling geschiedt door een windschepradmolen, staande
aan de Koenehade en uitslaande op het Nieuwe Meer. Deze mo-
len is bekend onder den naam van Koenemolen.
Hij heeft eene vlucht van 27 M. Het scheprad heeft eene
middellijn van 5.70 M.; de schoepen zijn 0.67 M. breed.
Bij den Koenemolen is eene schutsluis ter verbinding van het
Karnemelksgat met het Nieuwe Meer, met eene doorvaartwijdte
van 4.25 M., ligging van den slagdrempel op 1.48 — A.P. en
schutkolklengte van 17.70 M. Over deze sluis ligt eene draai-
brug.
In het Schinkeldijkje ligt eene schutsluis, toegang gevende tot
het oosteinde van Aalsmeer, met eene doorvaartwijdte van 3.10
M., ligging van den slagdrempel op 1.48 — A.P. en eene schutkolklengte
van 11.70 M. Over deze sluis ligt eene vaste brug.
Het peil van den polder is 1.50 M. — A.P.
De grootte is 394<.3107 H. Lasten worden niet geheven, daar
de polder vrij aanzienlijke eigen fondsen bezit.