duiker in den polder. De lasten bedroegen van 1888—1891 ge-
middeld f 6.— per H. ’s jaars.
De Rieikoog heeft in vroegere tijden deel uitgemaakt van
Drechterland, wiens dijk ook de landen omvatte thans in dit
poldertje gelegen. Na eene doorbraak, die vermoedelijk in de
X IIIe eeuw heeft plaats gehad, is de Drechterlandsche dijk
acbterwaarts gelegd, met vrijlating van een uitgestrekt voorland
tusschen Lutjeschardam en de Berkhouter sluis. Dit voorland,
later bedijkt, is echter in grootte zeer verminderd.
Voigens bet regiement van 1892 (Prov. Blad n°. 57) bestaat
het bestuur uit drie leden, waarvan één voorzitter, die allen
recbtstreeks door de stemgerechtigde ingelanden worden gekozen. *)
DE BINNEN- EN BUITEN-UITERDIJK.
Gemeente : SchelUnkhout.
De landen, onder de gemeente Sehellinkhout, vöor den Drech-
terlandschen zèedijk bewaard gebleven, zijn doorsneden door eene
sloot, längs welke het door de molens van den polder SchelUnkhout
uitgeworpen water zijn weg naar zee vindt. De Uiterdijk
bewesten die sloot, de liuiien-Uiterdijk, groot 10.9930 H ., is
onbedijkt. Die beoosten de sloot, de Bmnen-Uiterdijk, groot
29.3780 H ., heeft tot waterkeering tegen het dagelijksch getij
een zomerdijk hoog 0.93 M. -J- AP., die voor gezamenlijke reke-
nintx der ingelanden wordt onderhouden. Aan de zuidzijde is hij,
op kosten van Drechterland, door steenglooiing verdedigd. Één
duiker, wijd 1 M. en waarvan de slagdrempel op 1 .13 M. —
AP. ligt, dient tot loozing van het overtollige water in voor-
noemde sloot en längs deze naar zee. Hij is van eene schuif
voorzien. Ben tweede duiker, in den Drechterlandschen dijk
gelegd, geeft sedert 1877 gelegenheid om, bij stoornis in de af-
watering naar buiten, water in den polder SchelUnkhout te doen
afloopen, waarvoor aan dezen polder jaarlijks f 40.— wordt be-
taald. Deze duiker heeft eene wijdte van 0.29 M. en ligt met
den bodem op 0 .83 M. — AP.
De lasten bedroegen in 1886—1892 gemiddeld f 6.25 per
II. voor den Binnen- en f voor den Buiten-Uiterdijk..
Vrij van lasten zijn 1.1630 H., de Zomerdijk genaamd, als zijtide
eigendom van den polder.
Voigens het regiement van 1877 (Prov. Blad n°. ,i66) staan
beide deelen onder een bestuur, en wel van drie leden,
waarvan er twee worden gekozen uit de ingelanden van den
Binnen-Uiterdijk. De lasten worden in elk der beide deelen
afzonderlijk omgeslagen. Van de kosten van beheer worden 3/4
gedeelten in rekening gebracht aan den Binnen-Uiterdijk. l)
d e im m e r t io r n p o l d e r .
Gemeente: Bnkhuizen.
In het jaar 1873 is door en op kosten der gemeente Enk-
huizen een stuk buitengrond ingedijkt, dat ongeveer 400 Meter
teil noorden van de bebouwde kom dier gemeente. tegen den
Drechterlandschen dijk lag. Vroeger in de zeventiende eeuw
was daar eveneens een buitenpolder, Immerhorn genaamd, die
echter in verloop der tijden is te niet gegaan. De polder is aan
de noord- en de oostzijde beschermd door een dijk, die aan de
noordzijde 3.10 M. -f- AP. en aan de oostzijde 2.75 M. -j-
AP.' hoog is. Deze dijk is 875 M. lang en is aan de noordzijde
bijna tot aan de kruin verdedigd door eene bedekking met klin-
kers in Portland-cement, terwijl hij bovendien gedekt is door
voorland, dat tot 0.70 -f~ AP. voorzien is van kribwerk.
De bemaling geschiedde in de eerste jaren door een windvijzelmolen.
In 1891 echter is in den dijk van Drechterland
een steenen uitwateringsduiker gelegd, wijd 0.30 M. in doorsnede