Hilversum beieikte. Zij is lang 2600 M. en bi) die gemeente
in beheei.
De ’s GravelandscAe vaart is 9100 M. lang, 10 tot 15 M. breed
en 1.60 M. — AP. diep en mondt uit in de Vecht bij Uiter-
meer, door eene schutsluis met 2 paar puntdeuren naar de Vecht
gekeerd. Doorvaartwijdte 5 M.; schutkolklengte 28.65 M.; lig-
ging der slagdrempels 1.8 0 M. — AP.
Vaart en sluis zijn onder beheer van Commissarissen van Aet
Zandpad tot de noordelijke grens der gemeente ’s Graveland.
Verder wordt de vaart onderhouden door de aangelanden.
De Karnemelksloot, 3600 M. lang, is 12 tot 20 M. breed en
1 .7 5 M. i S AP. diep en wordt evenals de Voor- en de Bin-
nengracht van Naarden onderhouden door de Militaire Genie. Zij
is echter ternauwernood bevaarbaar.
De trekvaart van Naarden op Muiden is 7400 M. lang,
20 tot 23 M. breed en 1.80 M. — AP. diep en is in onderhoud
bij Commissarissen van de Naardertrekvaart.
Deze vaart mondt uit bij Muiden in de Vecht, door eene
schutsluis met 2 paar puntdeuren naar de Vecht gekeerd. Doorvaartwijdte
5 M.; schutkolklengte 28.57 M.; ligging der slagdrempels
2 .20 M. E S AP. Deze sluis is in onderhoud bij de
Militaire Genie.
Bovendien bestaat er gelegenheid het water van deze vaart te
ontlasten door de zoogenaamde Oostsluis, eene steenen duikersluis
in de zeewaterkeering van het Slot te Muiden en de drie kokers
in den steenen beer benoorden dat Slot (zie bladz. 18).
Bezuiden deze vaart vindt men bijna niet dan grootendeels
uitgeveende polders. Daar liggen de AnkeveenscAe en Korten-
AoefscAe plassen, welke laatste, juist op de grens tusschen de
Provincien NoordAolland en UtrecAt, door de Älambertskade en
de Rade van de LoenderveenscAe, LoosdrecAtscAe en achtergelegen
plassen zijn gescheiden. Meer dan eens is er sprake van geweest
om deze uitgestrekte wateren geheel of gedeeltelijk droog te
maken, maar altijd zijn de plannen op verschillende bezwaren,
ook op de eischen in het belang van ’s Lands verdediging, afgestuit.
Door eene Staatscommissie, ingesteld bij K. B. van 1 Juni
1858, is de geheele zaak der droogmaking van de plassen beoosten
de Vecht, met inachtneming van al de daarbij betrokken belangen,
onderzocht en overwogen, ln een belangrijk verslag heeft de com-
inissie hare denkbeeiden uiteengezet omtrent de wijze, waarop
dit gewichtige werk zou kunnen worden ten uitvoer gebracht.
Zoolang echter het werk der droogmaking niet is verwezenlijkt,
waarop weinig kans schijnt te bestaan, is het van het hoogste
belang, de scheiding tusschen de HollandscAe en UtrecAtscAe plassen
in voldoenden staat te houden. De Rade is thans nog wel door
voorland gedekt, maar dit is het geval niet met de Älambertskade,
die geheel bestaat uit eene smalle strook gronds niet hooger dan
0 .2 6 M. •— AP., waartegen de KortenAoefscAe plas teT eene,
de LoenderveenscAe ter andere zijde onmiddellijk aanliggen. Beide
plassen staan doorgaans geheel blank en worden bij storm aan-
merkelijk beneden den wind opgezet. Bij zuidelijke en zuidwes-
telijke stormen is dit bijzonder gevaarlijk voor de Älambertskade,
die dan het opgezette LoenderveenscAe water moet keeren, teTwijl
het water van den KortenAoef sehen "plas door den wind wordt weg-
gedreven. Het verschil in waterstand van beide plassen möge in
den regel bij stil weder niet grooter zijn dan 0.1 5 M. (dehoogste
is de LoenderveenscAe), doch door de zooeven genoemde stormen
is het veel aanmerkelijker. Bezweek de kade, dan zouden
niet alleen de huizen en erven in den polder KortenAoef aan
groote schaden en rampen worden blootgesteld, maar de opwaaiing
van de vereenigde plassen, die alsdan vooral in eene noordooste-
lijke richting eene groote lengte zouden verkrijgen, zou den dijk
tusschen KortenAoef en den Horstermeerpolder en ook aan de zijde
van Ankeveen in groot gevaar brengen van ook te bezwijken,
door welke ramp een binnenlandsch meer zou ontstaan, dat niet
zonder overgroote kosten zou zijn te beteugelen.
Om het gewicht der. zaak hebben dan ook zoowel de Staten
van UtrecAt als die van NoordAolland en de Hooge Regeering
meermalen geldelijke bijdragen verleend om deze kade te versterben.