dam door het kanaal, waarover tot dusver de treinen geloopen
hadden, kon worden opgeruimd.
Door die opruiming werd het kanaal met water gevuld tot den
bnitenduinregel.
Met 1 Nov. 1872 was ook deze laatste weggeruimd en dien-
tengevolge de doorgraving van Heiland op zijn mnalst een feit
geworden. Sedert dien dag had er geregeld afwatering van den
IJboezem op de Noordzee plaats.
De bedijkte gronden werden na de droogmaking door de Maat-
schappij in cultuur gebracht, met koolzaad bezaaid en, zoodra de
polderwerken genoegzaam voltooid waren, achter een volgens in vei-
ling gebracht. Op den I6 eu Dec. 1873 werden de gronden van
den Zuid- en den Noord- Wijkerm.eerpol/lerg&'itiXA en voor het grootste
deel verkocht. Omstreeks 5 jaren later, 27 Febr. 1879, is de
laatste veiling van ingedijkte gronden gehouden. Alleen hetpol-
dertje in de Voorzaan, als n°. N il bekend, ter grootte van 30
H ., is, ofschoon reeds in 1873 beringd, niet drooggemalen, ten
einde door middel van aanplemping met daar later te bergen
graäf- of baggerspecie den polder zöö boven het kanaalpeil te
verhoogen of te vullen, dat zonder bemaling in de afwatering zou
kunnen worden vooTzien.
Vele moeielijkheden baarde de verplicliting om het kanaal op
het bij art. 2 der concessie voorgeschTeven peil van 0.50 M. —
AP. te houden. Het stoomgemaal te Schellmgwoude was daartoe
niet bij machte. Men aarzelde echter tot vermeerdering dier
stoorakracht te besluiten, daar naar het oordeel van deskundigen
de ondervinding leerde, dat het onmogelijk zou zijn het kanaal
op dat vaste peil te houden, en daarom naar een ander middel
om in de afwatering van de op het kanaal uitloozende boezems
te vooTzien, zou moeten worden gezöcht.
Maar de grootste bezwaren heeft de Maatschappij bij den aan-
leg der Noordzee\mven ondervonden. De constructie der beide
hoofden, zooals die oorspronkelijk had plaats gehad, werd in 1873,
door eene bij K. D. van 8 Febr. van dat jaar, n . 8 , benoemde
Staatscommissie onvoldoende geoordeeld, hetgeen ten gevolge had,
dat bij overeenkomsten van 10 Mei 1873 en 14 Dec. 1874 ')
de Maatschappij op zieh nam in de bouwstoffen de noodige ver-
betering te brengen, längs de hoofden een golfbreker te maken
tegen eene vergoeding van ten hoogste f 3.341.170, haar door
het Rijk te voldoen, en voor eigen rekeniug de hoofden te verhoogen.
Tn de laatstgenoemde overeenkomst werd tevens bepaald, dat
de Maatschappij het kanaal eerst voor de scheepvaart zou open-
stellen met beperkten diepgang, om het later overeenkomstig de
goedgekeurde bestekken op te leveren. De ondervinding toch
leerde, dat ten gevolge van het telkens toezakken der boorden
en het daardoor verondiepen van de geul, voor de uitbaggering
van de zeehaven op de diepte en breedte, die waren voorgeschre-
ven, meer tijd gevorderd werd, dan geraamd was.
Eerst in Oct. 1876 mocht het der Maatschappij gelukken de
geul ter diepte van 5.50 M. —- AP., zooals die laatst voor de
voorloopige opening van het kanaal gevorderd was 2), op te leveren,
waarnä op 1 Nov. 1876 door Z. M. den Koning het Noord-
zeehanaal plechtig is geopend en bij die gelegenheid door Z. M.
aan de nieuwe haven de naam vau IJmuiäen is gegeven.
Reeds voor de openstelling had op den 3den Oct. het nieuw-
gebouwde ramtorenschip u Koning der Nederlanäen ’, met een
diepgang van omstreeks 5 M., längs het NoordzeeTcanaal zee ge-
kozen.
Het zuiderhoofd was reeds voor de opening, en wel in Dec.
1875, althans wat de lengte betreft, voltooid. Het noorderhoofd
is tot zijne volle lengte gebracht in Augustus 1877 , maar het
heeft tot Januari 1879 geduurd, eer de beide hoofden met hunne
golfbrekers en met de geheele verhooging der kruinen, als voltooid
konden worden beschouwd. Sedert zijn er echter nog vele
verbeteringen aan aangebracht.
*) Wet van 25 Juni 1873 (Stbl. n°. 102) en 6 April 1875 (Stbl. n°. 58).
’) Zie de overeenkomsten bij Wetten van 6 April 1875 (Stbl. n°. 58) en
24 Ju n i 1876 jStbl. n°. 122) goedgekeurd.