vooral van het toen in werking gebrachte stoomgemaal, minder noodig
gebieten, en strikte toepassing der keur heeft niet plaats gehad.
Er is dan ook geen overwegend bezwaar geopperd tegen het op-
richten van de nieuwe waterschappen de Lage- of Achterkogge,
zijnde de oude zoogenaamde Spierdijker Buitendijkerlanden in
1870 en de polder Westerveer in 1879 en tegen de omkading
der Leekerlanden, van het Veldhuis en van kleinere bezittingen
van particulieren.
Werd op deze wijze voorzien in de belangen der läge gronden,
voor de hooger gelegene werden Tegelen gesteld omtrent het op-
houden van water en het inlaten daarvan nit Raaksmaatsboezem.
Deze hoogefe landen liggen onder Wognum, en Wadway, Spanhroek
en Sijbekarspel.
De omtrek, waarbinnen zij besloten z ip , wordt in de keur
van 1858, waarbij hunne rechten en verplichtingen geregeld zijn,
aldus omschreven:
//Yan den Zomerdijk omtrent den Kaagpolder af tot het tweede
„stuk land bezuiden Wognum, van daar längs de Oude Gouw en
hKerkbuurt te Wognum tot de sluis van den nieuwen weg tot
«de Achterwijzendsloot, genaamd het Molenrak, daarlangs noord-
,/waarts tot het dorp Sijbekarspel en verder längs den weg van
//dat dorp, en eindelijk westwaarts tot aan het einde der Wij-
//zend nabij Opmeer, met dien verstände, dat de Zomerdijk, de
,/Nieuweweg- en Achterwijzendsboten, benevens de Veerslootm
//Spanbroek en de Swedsloot in Wadwag, voortdurend open en
//tot het gemeene water van het ambacht zullen blijven be-
//hooren.”
In 1869 is echter vergund bij wijziging der keur, dat ook in
de Achterwijzendsloot het uit Raaksmaatsboezem ingelaten water
mag worden opgehouden door middel van afschuttingen, zoowel
daar als bij alle op de sloot uitloopende scheidingsslooten. Al
deze afschuttingen moeten van schuiven worden voorzien.
Nadat toch gebleken was, dat wel in de behoeften der hooge
gronden onder Spanbroek voorzien was, maar niet in die van
Wognum en Sijbekarspel, die omringd zijn van läge landen, is
er een systeem van waterverversching ingevoerd, dat aan alle
vereischten voldoet.
De Veersloot, uitwatering van den polder Westerveer, de Achter
wij zend en de Hooge Wigzend of Vekend zijD door puntdeuren
afgesloten, zoodat, wanneer het water vau Raaksm,aatsboezem
door de pomp te Opmeer, die gelegen is in den muur, gebouwd
ter vervanging van den vroegeren overtoom, wordt binnengela-
ten, niet alleen het tusschen de pomp en die deuren gelegen
gedeelte van den Koggeboezem wordt opgezet, doch die opzetting
zieh ook verder kan uitstrekken door de Aehterwijzend tot onge-
veer het midden van deze en zelfs tot beoosten het Molenrak,
waar dergelijke keerdeuren aanwezig zijn. Ook in het
Swet, de uitwatering van het stoomgemaal der Achterkogge, zijn
keerdeuren aangebracht.
Uit het voorgedeelte van de Aehterwijzend kunnen de Westeinder
buitenlanden tusschen den Wognummerweg en den Zomerdijk
en de Overdijksehe buitenlanden, bezuiden dien dijk gelegen,
van water voorzien worden, tot hun peil van 0.60 M. en 0.20 M.
boven het koggepeil. Al deze landen wateren door duikers op
den gemeenen boezem af.
Zoo noodig kan dan ook in de Aehterwijzend en in het Molenrak
water ingetapt worden, terwijl door bijzoudere bepalinc/en
in het afvloeien van het water der polders WesÜrveer en Achterkogge
en door het aanbrengen van keerdeuren ook in de Wijzend
voor het verkeer van vaartuigen door de Hooge Wijzend of Vekend
van Opmeer voorzien is.
Het water kan worden opgezet tot 0.70 U. boven het zomer-
peil der Vier Noorder Koggen, zijnde 2.20 M. — AP.
De Kolk van Hissen slaat onmiddellijk uit op de molenkolk te
Aartswoud; de Braakpolder, het Veldhuis en anderen op den
Koggeboezem,.
De afwatering van den Binnenpolder, die thans plaats heeft op
den Koggeboezem, geschiedt door twee duikers in de Hoogwouder
Gomo, terwijl h ij, voor eene behoorlijke regeling van het peil,
verdeeld is in negen afdeelingen, die meerendeeis weder in on