Veldhuis, gelegen tussclien liet Eghoetwater, de Spijkerboor, den
Ariestocht en de Brander in de banne Oostwoud, lieeft zijn eigen-
dom door eene kade van het koggewater afgescbeiden en daarop
een vijzelmolen geplaatst van 12 M. vluclit.
Een vast peil bestaat hier niet.
De grootte van het omkade land is 21.7995 H.
De lasten bedroegen in de laatste jaren ongeveer f 6 per
H. ’s jaars, behalve de bans- en koggelasten, die aau de banne
Oostwoud voldaan worden.
Een bestuur is hier niet.
HET GROOTE HOP B IJ MEDEMBLIK.
Gemeente: Wervershoof.
1 i 1854 is door het arabachtsbestuur der Vier Noorder Koggen
vergunning verleend tot bedijking en droogmaking van een ge-
deelte van de Groote Vliet, die tot den waterboezem des ambachts
behoort.
De waterkeeringen van het poldertje, hierdoor ontstaan, zijn
ten zuiden en ten nooTden kaden, ter hoogte van 1 M. — AP,,
keerende het koggewater. Ten oosten en ten westen sluiten zij
zieh aan hoogere gronden aan. Däar is de grens aangewezen door
scheislooten.
Aan de noordwestzijde staat een vijzelmolentje, uitmalende op
de Groote Vliet. Vlucht 11.20 M.; middellijn dervijzel 0.76 M.
Zomerpeil 3.60 M. — AP.
Dit poldertje, groot 5.7920 H , behoort aan een eigenaar.
Volgens de voorwaarden, waarop de vergunning tot droogmaking
is verkregen, betalen deze gronden aan het ambacht dijks-, kogge-
en molenlasten. Deze worden aan de banne Hoog- en Laag-
Zwaagdijk voldaan voor 5.5680 H. Het gezamenlijk bedrag der
lasten werd vroeger door den eigenaar op gemiddeld f 10 per H.
’s jaars geschat. Thans is het onbekend.
DE BENNEMEER.
Gemeenten: Twish en Abbekerk.
Het Bennemeer diende vroeger het ambacht der Vier Noorder
Koggen tot boezem, maar is door Dijkgraaf en Heemraden
bedijkt en drooggemaakt, toen de Staten, van wie zij het in erf-
pacht hielden, hun voornemen hadden doen verstaan om dat water
ter bedijking uit te geven. De toestemming tot de onderneming
is verleend bij octrooi van 17 Augustus 1629.
Ter tegemoetkoming aan de klachten van Oostwoud en Hauwerl,
die beweerden door de verkleining des boezems en de opma-
ling uit den nieuwen polder bezwaard te zullen worden, is bepaald
dat het gemaal des ambachts met een nieuwen molen zou worden
versterkt. Die molen is in 1634 te gelijk met dien, welke op
kosten van de Brake, Poel en Wijmers en het Liehtewater opge-
richt werd, gesteld op eene nieuwe kolk ’).
Tot eene jaarlijksche uitkeering ter dekking van de kosten van
onderhoud is de Bennemeer niet verplicht geworden, omdat de
droogmaking voor rekening van het ambacht zelf is gedaan. De
uitmaling van den polder op zijne ringsloot, die tot den boezem
van het ambacht behoort, geschiedt dientengevolge nog steeds
zonder eenige vergoeding.
De polder is geheel omgeven door een eigen ringdijk, hoog
van 1.40 M. tot 0.65 M. ^ AP., die voor gemeens rekening
wordt onderhouden.
Aan de noordoostzijde staat de vijzelmolen, die zijn water op
de ringsloot uitslaat. Ylucht 22.96 M.; middellijn der vijzel
1.60 M.
Aan de zuidzijde is gelegenheid tot intapping van water door
een duiker.
Het zomer- en winterpeil 5is 3.10 M. — AP.