53ä WEST FE IESIiAfJ!).
meensehap tussclien Raaksmaats- en Selermerboezem. Behalve
door deze sluis zijn er vijf gelegenheden om van buiten af de
wateren van Westfriesland binnen te varen, namelijk: de over-
toom te EnkJmizen in de gracbt genaamd het' Spaansch leger,
dienende om vaartuigen uit de stads- binnenbavens over te bren-
gen in de wateren van het Grootslag\ de overtoom, waarmede
vaartuigen uit de Broekerhaven.^- in de wateren van denzelfden
polder worden gebracht; twee overtoomen binnen de stad Hoorn,
gemeensehap daarstellende de een tusschen de T u rf hm; en, die met
het buitenwater gemeen ligt en den Oosterpolder, de ander tusschen
die Turflaven en de Westerkogge\ en de overtoom bij de
sluis aan de Zes Wielen tusschen Selermerboezem en het binnen-
water van den polder GeestmerambacM. De vroeger bestaan heb-
bende overtoom te Avenlorn, ten dienste van de vaart Alkmaar—
Hoorn, is in 1884 opgebroken. Tusschen de vier ambachten en
tusschen de verschillende polders wordt de gemeensehap te water
onderhonden door middel van eenige overtoomen.
De keersluis te Rustenhurg, ofschoon meestal openstaande, is
voor de scheepvaart onbrnikbaar gemaakt.
Het geheele land door den Westfriesalien omringdijk omvat, is
verdeeld in vier ambachten, genaamd: Drechterland, de Vier Noorder
Koggen, GeestmerambacM en de Sclciger en Niedorper Koggen
, elk met een eigen bestuur, sedert de invoering van het regiement
van 1864 op eenvoudige wijze ingericht. Geestmier.am-
baelt en de Sclager en Niedorper Koggen, die vroeger te zamen
slechts een Dijkgraaf en een College van Heemraden hadden,
hebben daarbij ieder een afzonderlijk bestuur bekomen.
De vier ambachten zijn elk verdeeld in bannen of polderdis-
tricten, meestal overeenkomende met de gemeenten, zonder dat,
echter de plaats gehad hebbende vereenigingen van gemeenten
van invloed op de verdeeling in bannen geweest zijn.
Het verdient vooral opmerking, dat deze bannen geen polders
zijn, maar niets meer dan eene territoriale indeeling. Terwijl toch
een polder is eene vereeniging van landen door dezelfde water-
keeringen ingesloten en verdedigd en door dezelfde middelen zieh
van hun overtollig water ontlastende, is de uitgestrektheid der
bannen volstrekt niet door eene gemeene dijkage bepaald of door
eene gemeensehap van waterloozing aangewezen. De grens eens
polders vloeit uit den aard der zaak voort; die van de banne is,
zoo niet wiilekeurig, dan toch töevallig. Willekeurig mag zij
niet genoemd worden, daar zij gegrond is op de indeeling der
gemeenten, welke uit den loop der tijden en gebeurtenissen is
ontstaan. Uit een waterstaatkundig oogpunt beschouwd is echter
de verdeeling in bannen eene toevallige, omdat zij, door welke
omstandigheden dan ook ontstaan en bepaald, geene waterstaat-
kundige afscheiding ten grondslag heeft.
Elke banne heeft een eigen bestuur, dat zorgt voor het zuiver
en diep hoiiden der slooten in zijn gebied, voor eenige plaatselijke
werken als wegen, bruggen enz. en voor de hefling van alle lasten,
die door de landen der banne aan onderscheidene Hoog-
heemraadschappen, dijks- en polderbesturen, waaronder zij be-
hooren, moeten worden opgebracht. Het bansbestuur betaalt die
lasten, voegt hun bedrag bij elkander, telt er zijn eigen lasten
bij en slaat de geheele som over de landen in zijn gebied hec-
taarsgewijze om, zoodat alle lasten, die voor deze verschuldigd
zijn, op een biljet voldaan. worden.
De Dijkgraaf en de Heemraden, die het dagelijksch bestuur
uitmaken, hebben met de Hoofdingelanden, zijnde de afgevaar-
digden der bannen of polderdistricten, het bestuur van het ambacht
in handen, bestaande in het beheer van en de zorg voor het on-
derhoud van dijken en wegen; terwijl eindelijk een College van
Hoofdingelanden toezicht houdt op het behoorlijk onderhouden
van den Westfriesclen omringdijk en omtrent alle gemeenschap-
pelijke belangen, die waterkeering betreffende, beslist.
Het bestuur over de bemaling is in Westfriesland bijna overal
van het dijks- of ambachtsbestuur gescheiden. De landen hebben
zieh namelijk naar gelang van hun verschillende ligging en be-
hoeften in onderscheidene bemalingen gesplitst, zonder zieh daarbij
aan de territoriale indeeling in bannen of zelfs aan de grenzen
der ambachten te stören. Vandaar dat de inrichting van heb