Naarden. Tegelijk verzekerde de Provincie zieh hij dien aaukoop
van het servituut, dat binnen eene strook van 10 M. aan weers-
zijden over bijna de geheele lengte van dien gekochten grond
geen afgraving mag geschieden dan onder eene bekwame helling,
in overleg met en ten genoegen van Gedeputeerde Staten vast te
stellen.
Slechts een zeer klein, toevallig vrij hoog gelegen stuk gronds
in deze strook, ter oppervlakte van 0.076 H., is nog particulier
eigendom.
Een dijk is op deze gronden niet aangelegd; de Provincie
heeft er zieh alleen toe bepaald enkele eenigszins laag gelegen
plaatsen een weinig op te hoogen en te brengen op 3.75 M. -|-
AP. Aan deze ophoogingen werden eene kruinbreedte van 3.75
M. en buiten- en binnenhellingen gegeven van 5 op 1 en 34
op I- i)
DE OOSTDIJK OF ZEEDIJR BEOOSTEN NAARDEN.
Gemeente: Naarden.
Deze dijk begint aan het einde van het zoogenaamd Provinciaal
Boseh en strekt zieh ter lengte van 1078.50 M. uit tot den
oostelijken steenen beer te Naarden.
De hoogte is 3.75 M. -f- A.P., de kruinbreedte 4 a 5 M.;
de buitenglooiing ligt onder eene helling van 3 a 4 op 1 , de
binnenglooiing onder ongeveer 2 op 1. Doordien de dijk over
zijne geheele lengte door een breed voorland wordt beschermd, is
de buitenglooiing niet kunstmatig versterkt.
Deze dijk was vroeger ten laste van de onmiddellijk daarvoor
gelegen buitenlanden, doch krachtens Besluit der Staten van 12
') Zie omtrent de meer uitvoerige geschiedenis van een en ander de notulen
der Zomervergadering en der Wintervergadering van 1876, de notnlen van de
Febrnari-vergadering van 1877, de notnlen van de Wintervergadering van 1879
en de notnlen van de Zomervergadering van 1889.
Juli 1859 n° X II, goedgekeurd bij K. B. van 19 Augustus
d .a .v . n° 61, is hij, voor zoover hij niet aan het Departement
van Oorlog behoorde, (hetgeen het geval is met een gedeelte
lang 100 M. tusschen het afsluithek bij Naarden bij dijkspaal
n°. 1 en voornoemden steenen beer, dus over eene lengte van
978.5 M.) van de met het onderhoud belaste eigenaren in eigendom
en onderhoud overgenomen voor de Provincie en daarna in
1860 van de aangrenzende landen door scheidingsslooten afge-
scheiden en in behoorlijken staat gebracht.
Deze dijk staat van het Provinciaal lösch af onder toe-
zicht van Dijkgraaf en Hoogheemraden van den Zeedijk leoosten
Mulden v).
DE VESTING WERKEN VAN NAARDEN.
Tusschen den Oostdijk of Zeedijk leoosten Naarden en den
hierna te beschrijven dijk van de Gooyer Meent, ook Westdiyk
of Westzeedijk genaamd, maken de vestingwerken van Naarden
de zeewering uit. Zij bestaan uit steenen muren, met het boven-
vlak ten minste liggende 2.65 M. + AP. en daarachter liggende
opgaande aarden wallen, die zoowel aan den eenen als aan den
anderen dijk met een steenen beer, liggende met de kruin: de
oostelijke op 5 M. -|- AP., de westelijke op 1.55 M. -f- AP.,
dwars door de gracht der vesting'heen, verbonden zijn.
In deze vestingwerken ligt, toegang gevende naar de Buiten- en
Binnenhaven eene overwelfde opening of doortocht, de Zeelrug
geheeten, wijd 5.90 M., met den drempel liggende op 1.62 M .—-
AP. en met de kruin van het gewelf op 4.55 M. -j- AP., voor-
zien van sponningen voor twee regels schotbalken, die er den l sten
October van elk jaar ingebracht en den l sten Mei weder uit-
gehaald worden en dienen om gedurende den winter het zeewa-
*) Zie omtrent de geschiedenis van dezen dijk de notulen der Zomervergadering
van 1859.