door dezen dijk, voor een deel door eene kade, door hooge gründen
en daarna wederom door eene kade gevormd.
Deze kaden in ohderhoud bij den polder zijn 1.75 M. — AP.
hoog, evenals de Zomerdijk. Deze en de Bijndijk, hoog 1. M.
— AP., is ten laste van het ambacht, evenals de andere dijken
rond den polder.
De polder woTdt bemalen door een stoomgemaal, staande aan
den Noordermeer, waar de Gouwsloot en de Jlooilcampdoot zieh
vereenigen.
Het water wordt uitgeslagen op de Zuidsloot, zijnde de boe-
zem van de Vier Noorder Koggen.
Dit stoomgemaal, in 1879 gesticht, heeft een ketel van 24 M2.
verwarmingsoppervlak. Hefc liggend stoomtuig werkt op eene
vijzel van 1.60 M. middellijn en kan 40 Ms. water per minuut
opbrengen.
De vroeger bestaan bebbende windmolen stond bij de Zand-
werven.
Aldaar is tkans een duiker tot inlaten van versch water, uit
de Veersloot.
Het peil is 2.68 AP. des zomers en 2.88 M . A P .
des winters.
De polder is 568.9584 H. groot, waarvan 562.6344 H. de
volle lassen dragen'. Vrij van polderlasten is de Kleine Braakpolder,
groot 6.3240 H.
De lasten van den polder van 1888—1892 bedroegen gemiddeld
f 5.50 per H. ’s jaars.
Het regiement van 1872 heeft geenerlei wijziging gebracht
in de verhouding van den polder tot de bansbesturen, zoodat
deze als vroeger hunne quota’s blijven invorderen.
Door de Vier Noorder Koggen wordt jaarlijks aan den polder
eene bijdrage van rf 150 verstrekt voor het onderhoud van sloo-
ten, die de Achterkogge in 1877 van het ambacht heeft overge-
nomen.
Bij het regiement van 1872 (Prov. Bladn°. 100), gewijzigd in
1876 (Prov. Blad n°. 50), is het bestuur opgedragen aan drie
Molenmeesters, waarvan een Yoorzitter, allen rechtstreeks door
de stemgerechtigde ingelanden gekozen, te zamen uitmakende
het College van dagelijksch bestuur, en vier Hoofdingelanden ’).
DE LEEKERLANDEN.
Gemeente: Wognv/m.
De Leekerlanden, gewoonlijk de Afgekade Leekerlanden ge-
naamd, liggen ten oosten van den ßaarsdorpermeer, tusschen den
Zomerdijk en de le e k , een water dat de Vier Noorder Koggen van
Drechterland afscheidt.
Deze läge landen hebben zieh in 1849, krachtens de bepalin-
gen eener molenaktevan 1819, vereenigd om eene gemeenschappe-
lijke bemaling tot stand te brengen en hebben zieh van het water
der Vier Noorder Koggen afgescheiden, door eene kade te
leggen en slooten af te dämmen, behalve waar de Zomerdijk hen
reeds beschermde. Tegen het water van de Leek waren zij verde-
digd door eene kade, zijnde een gedeelte van den ouden Molen-
d ijk , die door de eigenaars der landen, waarop zij gelegen was,
moest onderhouden worden.
Dit laatste geschiedde echter op zoo onvoldoende wijze, dat
meermalen het water van de Vier Noorder Koggen vloeide in den
polder de Westerkogge van Drechterland. Om aan de hieruit
gerezen klachten tegemoet te komen, zoowel als om te voldoen
aan zijn beginsel, dat alle waterkeeringen van het ambacht der
Vier Noorder Koggen in handen van zijn bestuur behooren te
zijn, heeft dit in 1887 besloten, de kade van de eigenaars af te
koopen, van den Meerweg tot den voormaligen overtoom bij IVog-
num, dus längs de geheele lengte der Leekerlanden en deze
kade te doen verzwaren en v.erhoogen tot 0.20 M .+ A P . enAP.