de HeintjesraJcs- en BroeJcerpolders gemaakt, maar ook daar
niet tot de bepaalde hoogte gebracht. Zelfs de grond, waarop
zij moest zijn aangelegd, is voor een groot gedeelte weggeveend,
ingevolge Ministerieele besehikking van den 2den van Wijnmaand
1810 en de KK. BB. van 10 Maart 1825 en 9 Juli 1829,
waarbij toegestaan is het venen op korter afstand van de kade
en dijken des polders dan het octrooi toeliet.
Het geldelijk beheer was zeer verwaarloosd. Yan het waarborg-
fonds. is, niettegenstaande de geheele polder op een tachtig hec-
taren na is uitgeveend, nog slechts f 63800 nominaal. inge-
schreven in het 2£ pct. Groatboek der N. S., over. De
renten der waterbrieven, voor zoover zij uit den interest dezer
inschrijving niet betaald konden worden, werden uit de renten
van het slikfonds, groot f 47000, gevonden, waaruit mede de
gewone polderlasten werden voldaan, een en ander in strijd met
het octrooi.
Om een einde aan dezen verkeerden staat van zaken te maken,
heeft de Xoning bij besluit'van 6 Maart 1856 n°. 66 het oude regiement
gewijzigd. De natvening van al die perceelen, waarvoor
vergunning verleend was, werd nog voor den tijd van 12 jaar
veroorloofd; de voltooiing der ringkade op de vereischte hoogte
binnen vijf jaar bevolen en de verplichting tot aanleg en onder-
houd uitdrukkelijk gelegd op de concessionarissen en als zoodanig
op heil, die door aankoop van den ondergrond eigenaars zijn geworden
van de daaraan verbonden waterbrieven.
Het besluit bepaalde bovendien, dat de directie zon bestaan
uit vijf leden; schreef haar voor jaarlijks rekening en verantwoording
van haar bestuur te doen aan eene commissie van toe-
zicht, en een afschrift dier rekening in te zenden aan Gedeputeerde
Staten; gelastte dat het waarborgfonds, na behoorlijke rekening
en verantwoörding, dadelijk zou worden overgegeven aan het ge-
meentebestuur van WeesperJearspel, en dat door dit bestuur de
renten van dat fonds, zonder meer, over de waterbrieven zouden
worden verdeeld; zorgde dat ook het slikfonds pp het Grootboek
zou worden ingeschreven en de renten daarvan elk halfjaar op
dezelfde wijze belegd, onder aftrek alleen van de noodzakelijke
kosten uit de vervening voortvloeiende en f dat wat van het
fonds na de bedijking mocht overblijven het eigendom van den
polder zou blijven; eindelijk dat tijd en wijze der droog-
making en verkaveling, na afloop der natvening door het bestuur
onder. goedkeuring van Gedeputeerde Staten zullen worden
geregeld.
De commissie van toezicht werd samengesteld als volgt: drie
leden door Gedeputeerde Staten benoemd, te weten: een uit het
gemeentebestuur van Weesperharspel, edn uit het bestuur van den
Hollandsck-AnJceveenschen polder en ¿en uit de directie der ver-
veniug; voorts de Hoofdingenieur van den Bijkswaterstaat in
Noordholland of die hem vervangt en de> eerstaanwezende Officier
der Militaire Genie te Muiden, te zamen alzoo vijf leden.
Bij nader K. B. van 26 Aug. 1858 is de tijdsbepaling voor
den aanleg en de voltooiing van de ringkade voorwaardelijk buiteu
werking gesteld, om aan directeuren gelegenheid te laten, mits
binnen een termijn van drie jaar, een plan van droogmaking aan
Gedeputeerde Staten ter goedkeuring in te zenden.
Dit is eehter niet geschied. In Maart 1860 berichte de commissie
van toezicht, dat het bestuur der veenderij niet wilde
vooruitloopen op het algemeen plan van droogmaking derplassen
beoosten de Vecht, waartoe bij K. B. van 1 Juni 1858 n°. 69
eene afzonderlijke commissie was benoemd. Sedert is van een
plan tot droogmaking dezer veenderij niets vernomen.
De uitvoering van het besluit van 6 Maart 1856 heeft tot
moeielijkheden aanleiding gegeven en zelfs, toen het bestuur van
Weesperlcarspel tijdelijk de uitbetaling van de renten aan de hou-
ders der waterbrieven weigerde, orridat er nog .geene rekening en
verantwoording gedaan was, tot een rechtsgeding, waarin ook de
rechtsgeldigheid der wijzigingen van het oude verveningsreglement
ter sprake zijn gekomen. Toen evenwel de eisch, tegen het gemeentebestuur
van Weesperharspel ingesteld, in eersten aanleg
aan den eischer was ontzegd, is het rechtsgeding niet verder
voortgezet en zijn de zwarigheden, die zich tegen de volledige