zieh vervolgens noordwaarts wendt, om längs de ringsloot van
de Heerhugowaard voort te gaan tot het noordeinde van
dien polder. Daar wendt de Oosterdijk zieh westwaarts tot het
dorp Oudkarspel, strekt door de kom van dit dorp zieh noord-
westwaarts uit tot den Trompersmolen en gaat eindelijk van daar
längs den Serwieldermolen tot den driesprong van Harenkarspel-,
waar hij zieh aan den Kalverdijk aansluit.
Van den voornoemden driesprong loopt de dijk des polders
door het dorp Kalverdijk en vervolgens vandaar tot Tuitjehorn,
van Tuitjehorn tot Eenigenburg en van Kenigenburg tot den
Westfriesehen dijk. Over dezen geheelen afstand, van Kalverdijk
tot den Westfriesehen dijk, keert de dijk geen boezemwater en
Vorrat hij eenvoudig de scheiding tusschen dezen polder en
den aangrenzenden Ringpolder van Harenkarspel en Sint-Maarien.
Het gedeelte van dien dijk tusschen Kalverdijk en Tuitjehorn
heet de Korendijk en wordt als weg onderhouden door het bans-
bestuur van Harenkarspel; dat tusschen Tuitjehorn en Kenigenburg
heet de Selschardijk en is voor rekening van de banne
Sint-Maarten, terwijl van Kenigenburg tot den Westfriescheu
dijk de Heerenweg, die ten laste is van de bannen Sint-Maarten
en Kenigenburg, elk voor de helft, de scheiding der twee polders
aanwijst.
De hoogte der dijken, die den polder omringen, behalve den
Westfriesclien dijk, waarover zie boven bl. 528, is: van
den Oosterdijk 0.16 M. -f- A P .; van den Korendijk 0.10 tot
0.15 M. — AP.; van den Selschardijk gemiddeld 0.40 M .^ k ,
AP.; en van den Heerenweg 0.30 tot 0.70 M..-—r- AP. Alleen
de Oosterdijk wordt voor rekening van den polder onderhouden.
Buiten den Oosterdijk, tusschen dezen -en den Woudmeer, lig-
gen, ongeveer van den Trompersmolen tot den Serwieldermolen,
eenige landen, die, door eene waterkeering tegen Raaksmaats-
water beschermd, hun water door middel van eene pomp
in den Oosterdijk op den polder Geestmerambacht loozen en daar-
om zoowel Oosterdijks- als Molengeerzen betalen.
Niettegenstaande de Korendijk, Selschardijk en Heerenweg de
polders Geestmeikmibachl en Rmgpolder scheiden, besfaat er even-
wel feitelijk watergeineenschap tusschen beide polders. Onder het
brugje nnme'lijk, dat den Heerenweg met den Selschardijk verb
i e t , stroomt het water van beide ineen, zonder dat er gele-
genheid tot afsluiting b'estaat. Op gdijke wijze vloeien die
wateren op twee andere plaatsen ineen, namelijk onder de brug
aan het oosteinde van den Selschardijk, bij den weg naar Haren-
karspel,' en onder eene brug in de banne van dien naam, in
Kalverdijk, In vroegere tijden hebben op de drie genoemde
plaatsen schutsluizen gelegen, waardoor het water der beide polders
werd afgescheiden, maar de behoefte aan eene onbelemmerde
doorvaart heeft zwaarder gewogen dan het belang der wateraf-
scheiding, en de sluizen zijn opgeruimd.
Tot 1873 had iedere polder zijn eigene bemaling. Toen
echter in dat jaar werd overgegaan tot het oprichten van een
stoomgemaal in den polder Geestmerambacht, is er eene overeen-
korast gesloten tusschen dit waterschap en den Ringpolder, goed-
gekeurd door Ged. St. bij besluit van 9 April 1873 N° 25
waarbij werd bepaald, dat. 00k de Ringpolder door dit gemaal
zou worden bemalen tegen 1/6 van de kosten van aanleg, onder-
houd en bemaling.
De polder Geestmerambacht heeft den stoomgemaal en negen
vijzelmolens, die hem bemalen, allen staande aan den Oosterdijk
en uitslaande op de Ringsloot, dat i s : Raaksmaatsboezem-
Het stoomgemaal, in 1873 gesticht, staat onder Zuidscharwoude
Het heeft 3 Cornwall-ketels, ieder van 65 M2 verwarmingsop-
pervlak. Twee stoomwerktuigen brengen ieder eene vijzel in
beweging van 2.37 M. middellijn, die gezamenlijk 390 M’ per mi
nuut kunnen uitslaan.
Van de negen vijzelmolens staan er drie onder Zuidscharwoude,
twee te Broek op Zangedijk, eeii te Sint-Rancras, e'dn onder
Noordscharwoude, edn onder Oudkarspel en een onder Harenkarspel.
Vlucht van de vijzelmolens: ddn van Hi6 M., vier van
24,90 M., en vier van 23.77 M.; middelliinen o J V, M