landen. In 1888—1892 is het gemiddeld bedrag van den omslag
geweest f 5 .85 per H. ’s jaars.
Het bestuur geschiedt kracbtens den molenbrief van 14 Sept.
1671 en is opgedragen aan twee Molenmeesters, die gekozen
worden door de ingelanden, die meer dan een hectare in den
polder bezitten. Jaarlijks treedt den hunner af en wordt bij het
doen der Tekening door de tegenwoordig zijnde ingelanden eene
nieuwe keuze gedaan.
O n d e r a e d e e l in g II.
§ 5. GOOILAND.
Gooiland of het Gooi bestaat uit hooge gronden en verschilt
dus aanmerkelijk van de overige deelen van dit gewest. Overal
elders is de geheele oppervlakte, met uitzondering alleen van de
duinen, in polders verdeeld; hier daarentegen vindt men, behalve
de enkele tegen de zee gelegen en omkade weilanden, slechts
twee polders: de Hilversumsche Meent en den polder ’s Graveland,
waarvan nog de laatste ten onrechte dien naam draagt.
Het terrein bestaat uit bouw- en weilanden, maar voor een groot
gedeelte ook uit heidegronden. Groote uitgestrektheden van weiden
zoowel als van heidegronden worden onverdeeld in het gemeen
bezeten. Het beheer daarvan is opgedragen aan eene vergadering,
die de Vergadering van Stad en Lande van Gooiland wordt ge-
noemd en die, hoezeer geen waterschapsbestuur, evenwel in deze
beschrijving niet met stilzwijgen mag worden voorbijgegaan, om-
dat zij belast is met den zeedijk van de Meent bij Naarden en
in nauwe betrekking staat tot het bestuur van de Gooische Zo-
merkade en vooral tot dat van de Hilversumsche Meent.
Over de aan zee gelegene gronden is boven reeds gehandeld,
(in Afdeeling I I blz. 90 en volgg.), zoodat hier nog alleen in
aanmerking moeten komen:
De V e rg a d e rin g v a n S ta d e n L a n d e v a n G o o ilan d .
De H ilv e rsum s c h e M e e n t en
De ’s G ra v e la n d s c h e p o ld e r.