In le id
in g .
Samen (te
ran JuSTi.
Ost van
C k o N-
5 ÏE OT.
te veele gebreken, om gevolgd te worden van
de Liefhebbers der Mineralogie.
! In meer aanmerking komt het Samendel van
JusTi , die zelfs ondernam het Werk van
W a l l e r i u s te verbeteren, gelyk hy in de
Voorrede fchryft (x). Hy maakt zyne Verdee-
ling ook opeen geheel nieuwen trant, Hellende
in ’ t voorde de M e t a a l e n , die zyne Eerde
Klasfe uitmaaken j de Tweede de H a l f -
m e t &a l e n ; de Derde de V u u r v a t t e n -
33E dingen,* Aardharst, Steenkolen, Zwavel;
de Vierde de Z o u t e n , Zuure , Alkalyne ,
Middelflagtige; de Vyfde de V e r s t e e n i n *
g e n , en de laatfte de A a r d e n en S t e e n
e n , welken hy fmaldeelt in Edele en One«»
d e le , Vuurbeftendige en Kalk- o f Glasworden-
de. Zo dat deeze Autheur zes Klasfen heeft»
De Werken van M e n d e z da C osta te
Londen Qy) en van K l e i n te Petersburg uitgegeven
( z j , die alleen van Aarden en Steetiem
handelen , voorbygaande, komen wy tot de
Mineralogie van C r o n s t e d t , een zeer ’ervaren
Bergwerkkundige en Opziender der Myn-
werken in Sweeden , die zyn naain verborg,
doch welke niettemin bekepd geworden is , na
dat
(x ) J. HENR. GOYL. vON JUSTI, Grundrisf des gifammt»
tt» Mineral- Reicbs. Gorting. 1757.
(yj Em Mendes da Costa Natural Hifiory of Fosftls.
Xond 1757. Vol. i Q,uarto,
( z J- Thfqd. Klkin Lucubratiuncula fubtetranta prior
bopH‘ Macrocomi, fetrop.
dat de Heer B r u n n i c h zyn Werkje, in
Hoogduitfph vertaald, aan c licht gegeven
heeft (a). Het was in 't jaar 1758 , in ’c
Sweedfch , te Stokholm uitgekomen. Hier
ftaan de A & u d e k wederom in de Eerde Klas-
fe , waar onder de Steenen zyn begreepen, en
deeze worden verdeeld in negen Rangen, van
Kalkaartige , Keizelige , Granaatige , Kleijige,
Glimmerige, Vloey- Spaathen, Asbesten, Zeolithen
, en Bruindeenige. In de tweede Klasfe
plaatst hy de Z outen j in de Derde de V uur-
v a t t e n d e ; in de Vierde de Metaalen, Ert*
fen en Mineraalen. Eindelyk worden *er de
Rotsdeenen, Samengroeïzels en Verdeende
Zaaken , als eigentlyk niec tot de Mineralogie
behoorende, kortelykin befchreeven. Het Werk
i s , wegens de keurige Waarnemingen van een
kundig Man , die alles ze lf heeft nagegaan ,
zeer nuttig , doch ’er ontbreekt veel aan, om
een volkomene kennis der Delffcoffen in ’c algemeen
te hebben, en de Methode is gantfch
niet behaaglyk.
Door den Bergwerkkundigen Heer L eh - Dat van
m a n werdt, in ’t jaar 1760, het Ontwerp eener 0 ’
Mineralogie uitgegeven (b) , welke in ’t hoofd-
zaakelyke weinig van die van W a l l e r iu s
ver-
(a) CRONSÏEDTS Vtrfuch einer Mineralogie | vermehret
durch Bru nn ich . Koppenh. en Leipzig. 177°.
(•t) j. GcttLi Lehman, Entwurf einer Mineralogie, Berlin.
1760.