Ho^i> t0r ^ilofophie en Regtsgeleerdheid te
stu°k,D B a fe l> aan ’t Licht gegeven ( v) . Het was
Madrf Marmerachtig en kwam van Pfeffingen, vqj.
■ ponettn. gens de opgaave van'dien Doktor, die het
oordeelde te behooreh tot de Madrepore, daar
L innjEüs den bynaam van Takkige aan geeft,
welke, indien men ’er alle door hem aange^
haalde toe betrekken zal , op verfchillende
plaatfen zeer in Gewas verfchilt. In ’t alge-
meen is zy wel getakt en de Takken ?yn aan
’ t end gefternd , doch dezelven hebben niet
altoos een dikken Stam c f Klomp, waar nie
z y ontfpringen. Dit blykt uit die fraaije Af.
beelding, welke D onati van het gene in de
Middellandfche Zee groeit, met het Dier geeft,
dat naar een Polypus gelykt. Sommigen noemen
derhalve zodanige Zee-Gewasfen Poly.
fiers o f Polypites , dat is Polypus.Nesten. K
Gedagte Verfteende moet dan een groot Nest
van dien aart geweest zyn. Zeldzaam komen
de Natuuriyken zo vol en digt gedrongen van
Takken voor, en ’t gelykt weinig naar het Ka-
d ix -o f Kruidnagel - Koraal , als het voornaamste
daar van door my befchreeven en afge*
beeld (w) ; want de Takken blyven tot om
Jaag toe even dun. Het wprdtcokvan Walch
tot
( v) Verßeende Zaakcn. II. Di e l , Plaat G. Fig. j.
(u>) Madrepora 'raraea. Zie het I. D. XVII. STüK van
deeze Nat. Hiß. bladz 1«». Plaat 129. Fig. 1. heb daar
van een Veifteend Stukje, geelachtig van Kleur,
tot de bd&tige Madrepore van den Ridder t huis IX.
. , , , Hoofdgebragt..:
x)* _ stuk.
Bögtige.
Pl . X.
tig i.
V i s zeker dat de Takken bogtig zyn, doch
het zelfde heeft plaats in die van D o s a t i ,
voorgemeld. Ik heb een aartige Madreporiet,
die geheel Boomachtig is , van een Stammetje
zig in ’t ronde Takkig uitbreidende, byna op
de wyze van ’t gene men Knokkel * Koraal
noemt o f Knokkelgewas (y), en die zal be-
hooren tot de zogenaamde Gemberfteenen (Zin»
gibrites} welken men dus noemt, om dat zy
naar Gember-Wortelen gelyken. Z y is Spaa-
thig verfteend iri een Kalkachtige geele Moer,
zynde misfebien van Aken afkomftig. Ruim
zo naa komt mooglyk dat Stuk. uit Westpha-
len, ’t welk ik beter in Plaat heb kunnen
doen brengen: zie Fig, i. Plaat X . Hetzel-
ve beftaat uit twee Takken , welke onder en
boven famengegroeid zyn , o f door een zyd-
tak vereemgd- Van buiten heeft het veele gegroefde
holligheden en van binnen is het in de
na turlyke buisjes der Madrepore t ’eenemaal
met eene Chalcedoonachtige Stoffe opgevuld,
zynde de overige zelfftandigheid geheel in
Kalkfteen veranderd met eene geelachtig graau-
we Kleur. De enden der Takken vertoonen
de natuurlyke gaatjes van deeze Zeegewasfen.
Van
(x ) Clatjifisations • Tabelle , p. I*.
(y) Natuurl. Hiß. I- D. XVII. STUK , bladz, Ijx,
Hh 3
III. Deel. I. Stuk,
n
1
i l
l i l