| É r i
n
|fte§
Inleiding,
raamten of Beenderen voor. De Stoffe, in
welke menze geplaatst vindt, is Marmer ,
Kryt o f Kalk- en Zandfteen, L e y , K e ize l,eo
enkele Aarde: naauwlvks vallen zy in Kwarts,
Graniet of dergelyke Glasaartige Steenen. Zy
komen mee alleen in Keyfleen of Agaath veranderd
voor , maar ook fomwylen met Vitriool
, Bergpek en Zwavel, doordrongen o f Kies-
achtig verfteend , of ze'fs volkomen gemine-
ralizeerd met Koper en Y zer, enz. Daar zyn
ook Marmers en Leyfteenen , met veelerley
opgegroeide figuuren , welken men Florentyn-
fche, Papenheimfe en andere Boomfteenen noemt
en Stedenfteenen: als ook veelerley famengroei-
jingen doorgaans Kalkachf’g , gelyk de S t a l a c t
i e t e n , P u i m - en Tufjieenen, welken men hier
ook zou kunnen betrekken.
Dus heb ik , zo klaar en beknopt my doen-
]yk w a s , eerst den oirfprong eri algemeene
eigenfehappen, vervolgens de onderfcheiding der
Mineraalen , Steenen o f Delffloffen , en wel
deeze laatfte niet zonder veele invullingen,
verfchikkingen en uitbatingen, van den Ridder
ontleend, voorgedragen. Des gaa ik thans
tot het Hiftorieele van deeze Weetenfchap
over.
Qt'
m
I nl-e i ?
I I I . DING.
G e f c h i e d k u n d e d e r M in e r a l o g i e . H a a r e
O u d h e i d . Z y i s e e r s t d o o r d e Alchemiften
b e o e f e n d . D e Natumbefchryvers h e b b e n d e
DeifftofFen , v e r v o l g e n s , n a a r d e uitwendige
Gedaante o n d e r f c h e i d e n V e r d s e l i n g v m i A c r i -
co la, C ves&lpinus e n a n d e r e n . N i e u w e
Rangfchikking d o o r d e Hedendaagfchen, Bro-
m e l , Bo e r h a a v e , e n z , Manieren v a n
B a u m e r , H i l l , S c o po l i , e n z . Stel-
zels v a n W o l t e r s d o r f f , C a r t h e o -
SER, J üSTI , C r ONS TE DT , V oCEL ,
e n a n d e r e n . H e t nieuwfte S t e l z e l v a n W a l -
l e u i o s o v e r w o o g e n : d a t v a n L i nn j e u s ,
v e r a n d e r d e n v e r b e t e r d , t e r n a v o l g i n g a a n g e .
n o m e n .
De kennis der D elf sto ffen behoort h« is
zekerlyk onder de oudfte Wectenfchap-“ «^“ **
pen, hoe weinig zy ook voor deeze Eeuwtenfehap:
beoefend is geworden. Zelfs voor den Zondvloed
vindt men niet alleen van Goud , maar
ook van een Leermeefter der Werklieden in
Koper cn Y z e r , gewaagd. N o ach wist reeds
het gebruik der Pek , dat denkelyk Bergpek
o f Jodenlym zal geweest zyn. De Egypte-
naars hadden Zilveren en Gouden Vaten, daar
de Israëlieten hun by den Uittogt van beroofden.
Ook maakte Aaron , van de Gouden
F 3 Oor-
III. Deel. I. Stuk«.