Jjcïlei" pervlakte z ig ,w a t bet hoofdzaakelyke betreft»
»!»§• waarfchynlyk nog in die zelfde Staat bevindt,
in .welke de Schepper haar Relde, toen Hy de
Wateren van het Drcoge afzonderde. Want
de grootfte hoogte der Bergen en de grootfte
diepte der Zee , is niet meer dan een Drupje
aan een Emmer o f een Stofje aan de Wetg-
fchaal, om decze Schriftuurlyke uitdrukking
te gebruiken. Een Roede op een Myl o f een
Zandkorrel op een Globe van twee Voeten
taiddellyns gelegd, of het minfte Kuiltje dat
men ’er met een Naald kan indrukken, haart
geene noemenswaardige ongelykheid in de Oppervlakte.
Zodanig, nu, beftaat het met den
Aardkloot voor een Opperwezen, ’t welk de
Hemelen met zyne Span afmeet en de Wateren,
bygevolg cok de Aarde, in zyn Vuist
begrypt; als ook de Bergen in een Waage
weegt , de Heuvels in een Weegfchaale (t).
Want zy " De Aimagtige immers , den Aardkloot b e daren
wooDbaar wollende maaken , moest denzelven
tot' bevogtiging voorzien met hoogten , van
vanmB."? welken de Wateren nederftroomden. T e groo-
vieien a te regelmaatigbeid heeft in die fchikking plaats,
dan dat die verbaazende Bergruggen , welken
men in alle Wereldsdeelen vindt, die d eN y l,
Niger en andere groote Stroomen in Afrika ;
Ae Ganges en welk een menigte van andere
Ri-
: ,
(O Zie Jef. Cap. XL. vs. is.
{v) Mynen Booge heb ik gegeven ïn de Wolken , ende
list zal gefchiedea , als ik Wolken over den Aardbodem
bren-
Rivieren in Afia ; die der Amazoonen en Rio ÏNtzi*
de la Plata in Zuid-Amerika ; de MisfifippiDIN0*
en St. Laurens in Noord - Amerika veroirzaa-
ken,aan een gevalJige Omwenteling door Over-*
ftroomingen o f Aardbeevingen haar oirfprong
zouden verfchuldigd zyn. Mogt men ’c niet
een Mirakel heeten , dat juist daar door het
hoogde punt van Europa gefield ware in de
Alpen van Switzerland , Van waar Rivieren
naar ’t Zuiden , Noorden en naar ’c Ooflen
afftroomen en het grootfte gedeelte van ons
Wereldsdeel bewateren. Dit alles, zekerlyb,
is een blykbaar gewrochte van Gods Vinger.
Ik wéét wel , men zou hier tegen kunnen en zyn
inbrengen , dat het voor den Zondvloed waar- zZdvhed
fchynlyk niet geregend heeft ; dewyl men , in’tho°fd'
naar alle gedagten , voor denzelven geen Re» niet man-
genboog heeft gezien, welken God toen, als deid*
een teken des Verbonds, inde Wolken gaf (V).
Maar ’t is onbekend , hoe verre de Aarde
diestyds bewoond zy geweest en door den
Zondvloed zelf zyn meer Dampen gebragt in
den Dampkring; dewyl het Drooge toen zeer
doordrongen was met Water. In Egypte en
daar omftreeks regent het nog heden zeer zeldzaam
; zo ook in Peru om dat de Dampen
daar van worden afgekeerd. En door den Zondvloed
zyn waarfcbynlyk, hier en daar, als g e zegd
btenge , dar mynen Booge zal gezien worden in de Wolken.
Gen. Cap. lx , vs. i 3} ï4.