X. Een tweede Soort van deeze Opuntia,, by
Hooïd hem insgelyks op Vuurfteenen en wel veel
8T^K’ overvloediger te vinden, hadt met de eerfte
weten. * een groote overeenkomst, en feheen ’er flegts
eene Verfcheidenheid van te zyn. Zy geleek
naar Kegelvormige Mutsjes, even als de Boom*
Moriljes, die men Spitsmorcheln in Duitschlané
noemt, zittende digt aan en over elkander,
byna zonder Steeltjes. Deeze' waren langer dam
de voorigen, ftaande ook gemeenlyk in fchee-
ve Lynen, en hy kon dikwils honderd Leedjes
nevens elkander tellen. Veel geleeken zynaar
het Zee-Kelkje van den Heer E l l i s ; doch
in lang zo groot niet zynde , meer leggende
dan ftaaDde, veelea aan elkander en geen Dek-
zeltje hebbende, kon hy dezelven niet daatf
voor houden (ar}.
De derde Soort van Opuntia iü grove door-
geflagene Vuurfteenen , doch niet zeer dikwils,
gevonden, zweemde zeer naar geborduurd
Werk. De Bekertjes o f Paddeftoeltjes, wat
het ook ware, lagen niet geheel digt aan elkander,
maar een ieder was boven, onder en
op'zyd e, door,kleine^ zeer korte, rondeSteel-
tjes, met1 de anderen verbonden. Dus maakten
zy een uitgebreid Net ui t , los van het
Ge-
Deeze Zee-Kelkjes vindt tnen in de Nat. Hiß, der
Koraalen van dien Heet, PI. XXXII , c. Dezelven gelylceta
«enigszins naar dat Zee-Gewasje van wylen den Heer L«
T. GaoNOVius. U l t g e z : Verhand. 11. 0 £ë l , PI. ,X1H.
G e fte eote , maar op kleine Kolommetjes rus- X.
tende, die als de Steekjes fcheenen te zyn van
de Bekertjes en alles was zo f y a , dat men het Koralüm
niet dan met een Vergrootglas kon onderfchei- nieten.
den.
Voorts vondt hy eene andere Verfteening, ypëe *
befcaande uit een, weinig boven den Steen ver-
heven, boven rond en eene Linie breed Blad,
dat op zyne Oppervlakte louter fcheef geplaat-
fte Ruiten heeft. Hiervan kwamen hem flegts
enkele Bladen o f Leden voos, naast overeen:
komende met het Bug o - Coralline van E l l i s ,
welk onze Ridder gearticuleerd Pypgewas noemt
(y). Het behoort tot de Koraalmosfen , en gelykt
in geftalte veel naar de van E l l i s afgebeel-
de op zyne PI. XXIV, io Fig. B. i , hoewel
een andere Soort, door ’t Mikroskoop vertoond.
Men zou z e , immer zo wel als de voorgaande,
tot de Opuntiaas kunnen betrekken.
Van ’t gewoone Kotaal - Mos der Apothee-
ken (z) waren, in de aldaar leggende Vuurfteenen
, de voorbeelden niet ongewoon. Het
verfchüde daar van alleenlyk , dat niet \ de
aydtakjes uit verfcheide plaatfen, als overhoeks ,
maar by elkander uit éêne plaats, ten minfte
ter
(y) Tubulatia Fiftulofa. Zie Nat. Hifi. I. t>. XVII. StUK,
Madz. 489-
(is) Cotallina Offitina'is. Nat, Hifi. 1. D. XV11« STOK,
bladz sop. p p £
III. Deel. I. Stuk.
Kof Hst«
Mos»
n
fHé$
»
H ,!'fl