\IÏÏ,
Hoofdstuk
«
Conieteu
of Vol«-
tieten.
V oe. ü t i e t e n ; de Verfteende Too-
ten naamelyk en dergelyken , die men oud-
tyds Voluuten plagt te noemen, wegens de
omwinding, L i » n « os heeftze Com ge-
tyteld ( v ) , uit aanmerking van de Kegelachtige
figuur. De Vertteende kunnen wy
derhalve ook Conieten heeten. Zy verf.hillen»
even als de natuurlyken , doordien het breed*
fte end of plat is , o f eenigermaate Toorens*
wyze verheven ; gelyk uit de Afbeeldingen
daar van by K n o r. r blykt (V). Het zyn
zeldzaame Petrefakten , die men meer verkalkt
aantreft, dan volkomelyk verfteend ;
gélyk de Piemonteefche en die van Chau-
mont in Vrankryk. Ik heb 'er uit Piemont
eene die vry groot is en eene van een half
Duim lang, hoedanigen in Switzerland vallen,,
Ook heb ik 'er van T ro iz y , by Meaux niet
ver van Parys, die zeer fchoon en hoog getopt
zyn. De Turinfche Bergen leveren de
fchoonften uit, met de natuurlyke Schaal verfteend.
Ook komen 'er in Poolen voor en
in Hongarie van middelmaatige grootte. Op
’ c Eiland Maltba vindt men zeer fchoone Vo*
lutieten, bruin van Kleur met donkerer Vlakken,
zo glad als e f zy gepolyst waren, zegt
W a l c h , die twee derzelven in Plaat vertoont
(v) zie het I. D. XVI. Stuk van deeze Nat. Hiflorit-,
biadz 4 i . enz-
( w ) V t r JU t r .d e Z a n k e n II. D. TV STUK t Plaat C , F t g . $ i
C I Fig 1 » 3 : C . I I , Fig* 3 , 4 a C. Fig. 6 ,