ï* zei van zulk een Schepsel kan toefchryven.
Hoofo. jsjjet mjncjer is men thans ten ópzigte Van de
Leliefteenen én dergelyken , nü de Zeelchep.
iels van dien aart gevonden z y n , Verzekerd,
Welk ëen naaüwkeurige gélykheld heeft in de
Echinieten , Cochlietén en Conchtcten , met
de natuurlyke Conchyliën plaats, die drkwiïs,
nóg met de natuurlyke Schaal bekleed, in ’c
Steenryk voorkomen. Op fommigen openbaa.
ren sig zelfs de Merktekenen van uitknaaging
door Wormpjes en aangr oei zeis , gelyk ’er
plaats hebben aan de uit Zee gehaalde levendige
Schulpen. In de Verftéèftde Houten komen
de Vezels 3 dè B a st, het Spint en Hart,
ten duidelykfte voor : de Bladen hebben niet
alleen hunne figuur , maar ook hun eigen ge-
we efze l, op Stéenen iogedfakt, en de Vrug-
ten zyn aan baare uitwendige gedaante kenbaar.
onder- wil niet zeggen, dat Vr geene Natuurfcheidvan
fpeelingen zyn , die naar Dieren o f Planten de Natuur- e *> ' . ^
ipeeiingeu. zweemen; gelyk men dus in zekére Grotten,
door ’t afzypelende Water , veelerley gedaanten
van Menfchen, Dieren, Planten gevormd ziet;
doch de ongerymde grootte o f mismaakte Ge-
ftalte, doet wel naast de onDatuurlykheid der-
zelven doorftraalen. Even zo is het met de
Florentynfche, Papenheimfche en Saltzdalfche
Boomfteenen o f Dendrieten , welken men nog-
thans ook betrekt tot de Verfteeningen, maar,
die men eigentlyk geen Verfteende Zaaken of
fetrefakten noemen kan ; dewyl het flegts 1.
Boomachtige Gewasjes z y n , toevallig uit ze-
ker Mineraal Vogt door de Steenachtige zelf-
ftandigheid gegroeid (v).
Dat men zodanige Verfteende Zaaken, by DePiaat-
iia, over den geheelen Aardbodem verfpreid zou menze
vinden,gelyk fommigen Willen (u*), is gahtfchvindt,
onbewyslyk. Wié heeftzö ons uit de mid*
delfte o f Ztiidelyke dcélen van Afrika, uit
Zuid-Amerika o f van de Vaste Kust van Indie
, tot nog toe geleverd ? In de beféhry-
ving der Natuurlyke Hiftorie van Karolina eö
de Bahama’s Eilanden * door den vermaarden
C A t e s b ï , vind ik geen het minfte gewag
daar van» Heeft*' menze , tot nog to e , uit
de Westindiën o f van Brafil, bekomen ? Het
eenigfte dat den Heer d’ö l l o A ten dien op.
zigte aan de Westzyde van Amerika voorkwam,
was eeü dikke Bedding van Schulpen
aan de Kust van Chili, fomtyds wel vyfen-
twintig Roeden boven de Zee verheven , daar
men Kalk van brandde tot den Huishouw;
Zo dat dezelven niet verfceend en* fchoon by
ze als een uitwerking van den Zondvloed be-
fchouwde, van veel laater oirfprong lchynert
te
(v) zie daar van vericlveide Afbeeldingen, in H Weik van
JCnork , over de Verfteende Zaaken, op de yoorfte Plaat
van 'c Eerftc Deel.
( vj) vix ulla est habitabili&Oibis pars, in qui ea non invent-
satut. GesN. de Petrificatis. Lugd. 1758. ,p, s i,
M a
111. r>ïit, 1, stub.