VI. j, breeder: 2. Met fmaller uitgefneeden Voor-*
stu^ , , hoofd , fmaller Neus eD breeder Wangen 13*
Tr i /• te ’* ^ ec ^ree^er Voorhoofd, breeder Neus en zeer
fmalle Wangen: 4. Met fmaller Neus, bree-
„ der Voorhoofd en zeer breede ronde Wangen ;
„ 5. Met Voorhoofd, Neus en Wangen byna
, , van gelyke breedte. In Staartkleppm, even-
„ wel , verfchillec zy o o k , alzo de Zydkwab-
„ ben fomtyds glad zyn ; fomtyds zo wel
a, overdwars geplooid als de middel - Kwab.
,» Ook zyn fommige Staartkleppen Kegelach-
ï» tig gepunt, anderen rondachtig bepaald.”
EngeiSche WaDneer men de groote verfchillen over-
tan Dud- weegt, die er in de Lighaams figuur der thans
bekende Kreeft- en Pisfebedachtige Dieren
plaats hebben , dan is het te verwonderen,
dat van deeze Petrefakten zo veelen nog zo
overeenkomflig zyn. D ie , welken de Heer
G u e t t a r d op de Bladerige Arduin van Angers
in VraDkryk vondt, behooren zekerlyk ook
tot de Trilobieten , en gelyken, in ’t hoofd-
zaaklyke, naar die, welke in ’t Engelfch Graaf,
fchap Worcester zo veel by Dudley voorkomen
» dat menze aldaar D u d ley - Fosfils noemt
D a v i l a hadt ’er zodanig één van den Heet
B r a n d e r ontvangen, by den naam van Mensch-
achtige Rups (O- » Het was, (zegt hy) een
i, zeld-
( 0 Eruca Antrapomrpbites. Zie zyn Catal. raifonné. Ttim.
Ilt. p. 204.
(t) Mem. de 1757. Oftavo. pi. 9. f. voigens het bo-
yenfchrift der Plaat, maar, volgens den Texr, p, I3i
il zeldzaame en fraai je Kreeft Heen , die dé
„ bovenfte Oppervlakte gewelfd hadt en als inSXUK.
,, drie deelen gefcheiden , waar van de mid- TrilebUteni
„ delfie meer uitweek dan de anderen , be»-
3, ftaande, zo wel als de zydelingfen, uit ver-
, , fcheide RiDgen, waar van het vervolg zig
,, tot beneden toe verlangt. De onderfte Op-
, , pervlakte toont eenomgeboogen Poot,wiens
„ twee Schaaren of Nypers zeer onderfchei-
„ delyk zyn.” Dit Stukje hadt gedagte Natuurkenner
den Heer G u e t t a r d geleend
tot de Afbeelding, welke men ’er van in de
Verhandelingen der Paryfche Akademie vindt-(t)»
Het komt overeen met de gedagte Engelfche
DelfftofFen van Dudley, welke inde Werken
der Sociëteit van Londen zeer fraay in Plaat
vertoond zyn; zo wel los,als in de Kalkfteen
zittende; zo wel uitgerekt, wanneer het veel
naar een Rups met een Menfchen - Aangezigt
gelyke , als op de manier der Pisfebedden in
malkander gerold ( v). Ik begryp rog n ie t,
hoe de Heer W alch hetzelve kan aanmerken
veel overeenkomst te hebben met de Zand-*
Kreeft van R u m p h i u s , die men gemeen!yk
Zwaantjes-Kreeft noemt, o f met de Garnaal*
achtige Watervlooien. Het zou misfehien nader
ko*
hét PI. 7. f. ï t op welke tekening het de Heer walch cok
aangehaald heeft, p» 141.
(v) Pbil. Tranfaü. VOL. XLVI. pag, 6o». Tab, 1 , J.
T
III. Deel. I. Stujc.