Hoo*i> fömtyds moeiJ‘e¥*» de Verfteende van de R k
tTvx? tuurlyk© o f onverfteende te onderfcheiden f
Aflrökten, inzonderheid, dewyl de laatften, lang-op den
Oever droog gélégèn hebbende , zig als ver-
fteend, ten minfte als verkalkt voordoen.
Onder de Petrefakten , dan , betrekken wy
alle die Gefcernde, welke niet Boomaehtig,
Takkig, noch Pypachtig zyn, tot de Aftröie*
ten. Dezelven werden naar de figuur en hoedanigheid
der Sterretjes door den Heer Walch
in zeven Soorten onderfcheiden : naamelyk r.
Met regte Straalen ongerand: a. Dergclykea
die gerand zyn: 3. Met geboogene Straalen :
4. Met een ongefcraalde plek in ’t midden: 5.
Met ongeregelde hoekige Sterren: 6. Met Knods-
achtige Straalen : 7. Geftaarte , die men Ko.
meetieten noemt.
GêRraal. Die met regte Straalen behooren grooten-
x. deels toc de Geftraalde Madrepore van den
2* Heer L i h n j e u s , voorheen door my be-
fchreeven , en die gerand zyn tot de Ujtge-
holde ( h ) o f dergelyken. Voorbeelden van
dezelven komenby d’A r g e n v i l l e o p Plaat
23, als ook by B oürgue T .en elders voor.
In ’t Werk der Verfteende Zaaken van K norr
vindt men zo wel de eene als de andere en te*
vens
(b) Madrepora Aftroites , acropota , cavernofa-. Zie Nat,
HijfT I. Deeis XVII. Stuk , bl. 137.130,
(1) Te weeten , de on gerande, met regte Straalen , II,
D. Pi, F, Tl. Fig. 4; de gerande pi, y , y. Fig, j , 2, en
. IJh h . die
y a N■' KoRA Ai/'G ew As s e N» 4^9
vens die met geboogene Straalen, zeer fraay IX.
en duidelyk afgebeeld (i). Dezelven komen
ook voor onder de Maastrichtfe Petrefakten in A}lr^ ttn:
witte Kalkfteen (k). De regtftraaiige maaken te
vens de eigentlyke Sternfteenen ui t , hoedanig
ik ’er een heb die byna half Kogelrond i s ,
omtrent anderhalf Duim inmiddellyn, uic-Hon*
garie, zeer digt bezaaid met ronde kleine Sterretjes
, die den geheelen. Steen doordringen ,
doch glad van Oppervlakte. De Verfteening
fchynt van eene Marmerachtige natuur te zyn.
Voorts heb ik een afgezaagd en gefleepen
Plaatje , volkomen Keyfteen, dat regelmaatig
doordrongen is met zodanige Sterren van ge*
lyke grootte, elk in zyn eigen Perkje befioo-
ten: zie Fig. 1 , Pl . X. Een ander ftukje
vertoont dezelven in randjes gevat en zeer digt
aan. elkander, als voorheen gemeld is.
- Die Aströieten wier Straalen niet tot aan ^onn* -
het middelpunt loopen, hebbende deswegen in
*c midden een ongeftraalde Plek, noemt men
Zomefleenen: gelyk de Heer G ü e t t a r d
dezelven Heliolithen heeft getyteld. Ik gaf s
in de befchryvjng der Madreporen, de Afbeelding
van een zodanïgen , welke zeer fraay is ,
uit
<Te met geboogene Straalen, Pi. F. VI. Fig, 1 en. F , VI!I.
Fig. U
(k) Zie Verft, Zaaken III. Deel, Suppl. Plaat V I , d.
Fig. 6 , 7 . & GüETTABD Mem. PI, XL. Fig. I. '
Hh 5