ItiLBXDJKG.
Birken
van Grs-
Mi« , enz.
deo en van veelen insgelyks de Vrugten en
Zaaden vernield geworden; in welken men geen
misdryf onderftellen kan : des de Almagtige
met den Zondvloed waarfchynlyk iets meer
bedoeld heeft en uitgevoerd* f
De Bergen, nu, welke de grootfie Maga*
zynen der Delfftoffen zyn, verfchillen in zelf-
Handigheid niet minder dan in gedaante* Veelen
, die kaale Rotfen z y n , beftaan, gelyk de
toppen der hoogfte Bergen , veelal uit Graniet,
welke een mengzel i s , van Glimmer,
Kwarts en Veldfpaathj o f ook uit Jaspis, Porfier
, Agaat en andere dergeïyke Glasaartige
Rots - Steenen. Deeze maaken de puntigfte
ruuwlle Bergtoppen en veelal ook de Rotfen
aan de Kusten , o f die op zig zelf alleen in
zekere Vlakten Haan, uit. Men vindt ook wel
Rotfen van enkel Kwarts o f Kryftal, ja van
Ertfen'of Metaalen; gelyk men dus Bergen ia
Siberië ontdekt h e e f t, die geheel Magneet
o f Zeilfteen zyn.
ïsbeigen. Een kort woord verdienen hier de Ysbergen,
die men in Switzerland onder den naam van
Gletfchers begrypt , hoewel dezelve ook aan
groote Ysvelden tusfchen de Alpen, o f Yskol-
ken, gegeven wordt. Men vindt dergeïyke
Bergen, die op zig zelve Haan, en van binnen
Rots
Ceflagren. Cem. Kap. VL vs. 19: VU: ss. g. VIII. vs. 19.
Van die Kruipende Dieren, welke in ’t Water Jeeven, doch
ook , nu en dan, op ’t drooge moeren zyn , ter Aazing of
Adeaihaaimge, gelyk de Zee - Schildpadden, Kikvorfchen en
hot;
Rots z y n , doch anderen van louter Ys. Zo- Inlsïi
danig één is onder anderen de groote Gletfcher,DIN0*
in ’t zogenaamde Paradys, dat tot het Rhyn-
woud behoort , alwaar de Bronnen zyn van
den Rhyn. Deeze beftaat uit nevens elkander
geplaatfte Ysbergen, van eenige honderd Roeden
hoogte, welken een kromme Keten maaken
van twee Uuren gaans langte en half zo
breed. Aan hunne Zuidzyde leggen z y vry in
het D a l , maar aan de Noordzyde tegen de
nevensftaande Ysbergen , die wederzyds nog
wel eens zo hoog zyn. De hoogte, nogthaDs,
van deeze als ook van andere Gletfchers, vermindert
door de Hitte van den Zomer en neemt
’s Winters weder toe , o f liever in ’e Voorjaar,,
wanneer het van boven afloopende Water der
Sneeuw, in de Dalen, wederom bevriest, en
dus die Gletfchers , als ’ c ware, van onderen
doet aangroeijen. Ook maaken z y , door uit%
holling wegens het doorloopende Water, ver-
baazende Ys-Gewelven en geeven zelfs Bee*
ken a f, van zeer gezond helder Water, dat
men zeer duidelyk van bet Sneeuwwater kan
onderfcheiden. De Kleur van 5t Ys is doorgaans
blaauwachtig en fchitterende als Krys-
tal. Sommigen hebben deeze bevriezing van
Mineraalen , Salpeter en Zouten, willen afieiden,
hoe hy dezelven in 't Leven gehouden hebbe, wordt rist
gemeld. Ook blykt niet , hoe de Visfchen der Rivieren ei?
Zoete Wateren behouden gebleeven zyn.
D 5 li l. Deel. i . Stuk,