H oofd. bePaaJen a d°ch het is meestendeels onzeker
stuk. eeD z°danig Wervelbeen, dat eenentwin*
tig Pond gewoogen hadt, maakt d’A r g e n *
v i l l e gewag. Andere kleinere zyn, zo wei
als het gene men voor Ribben van Walvis»
fchen uitgeeft, wat onzeker. De Tanden van
Kazilotten, Botskoppen en dergelyken zyn
kenbaarst. Men vindt ook Kaakebeenen van
zodanige Visfchen, met de Tanden nog daar
in , als Delfftoffen opgetekend,
ronbekend Alzo, tot heden toe,de Osteologie der Zoo»
^eis^e n* geDde Dieren niet tot volkomenheid is gebragt
en de meefte Autheuren de Beenders, welke
onder den Grond gevonden zyn, maar opper*
vlakkig o f enkel by naamen hebben voorgemeld
i ja dezelven ook dikwils door afflyting,
breeking en verkalking, als onkenbaar zyn geworden
: is ’t geenszins te verwonderen, dat
van veele gegravene Beenderen de eigeptlyke
afkomst onbekend moet blyven. Dus komen
in Spanje, Vrankryk , in verfcheide deelen
van Duitfchland , als ook in Noord- en Zuid-
Amerika , Kerfenpannen o f Koppen van nog
onbekende Dieren voor. Op aDdere plaatfen
vindt men Kaakebeeneu, Schouderbladen en
Wervels,* ook Ribben, Schenkels; kleiner Been-
dertjesen Tanden, die men niet kan t’huisbren*
gen tot eenig bekend Gedierte (g).
• Van
( g ) Hier t«e behooren die zonderlinge Hukken Beens,
welken men voor eenige Jaaien in Engeland vondt, door
b?fchre?ven en afgfbeeld, in de Uit&ezo£te Verhan-
Van dien aart zyn , zo ’ t my voorkomt, h ^ * r _
de Beenders van de Zeekust van Norman- iTUJ£(
die, uit myue Verzameling in Fig. 2 en 3, plaat.t.
op P l a a t I , in de natuurlyke grootte af. *«•*•
stekend. Het eerfto derzelven is aan de een«
zyde rond, aan de andere , hier vertoond ,
platachtig, met een verheven Strook, ter we*
derzyde van welke v y f of zes Gewrichtshol*
ligheden zigtbaar zyn. Dat dezelven gediend
hebben tot Inledidg , is uit de overblyfze s
der Knoppen, zig daarin bevindende, blyk-
baar. Zo het Been z e lf in Geledingen verdeeld
w a s , zou men het voor de Ruggegraat
van eenig Dier mogen houden, maar het i s ,
uitgenomen een breuk, die in t zelve voo,
komt, een geheel Stuk. Aan ’t end ziet men
de blyken van een groote en twee kleinere
doorloopende Kanaalen, regelmaatïg geplaatst,
en nog eenige kleinere Gaatjes , gevuld met
Stoffe als Kalkfpaath , terwyl het overige de
Kleur en aart heeft van blaauw Ley. Ik vraag,
o f het ook een Borstbeen kan zyn van eenig
Dier? , .
Het andere Stuk , van dergelyke Leyachtige
Stoffe, mede aan de eene zyde rond, aan de
andere platachtig, en een weinig krom, komt
voor als een ftuk van een Ri b ; zynde aan
’t
*»«•« Heer Baton van Himcn van lpreeKt. /
STUK, bladz. 178 , enz.
UI. DEEL. I. STUK,