X.
Hoofdstak.
-
AnthopO'
rieten.
overblyfzels, als Wratten , aan de Entrochiet
te voorfchyn. Van alle deeze zyn voorbeelden
Pentak ti-
nie;«].
* Zie
black. 541
door gezegden Hoogleeraar in Plaat gebragt
(0* ,
Ik heb een ftuk van V ife t, anders Weert
genaamd , aan de Maas, tusfehen Maastricht
en Luik,af kcmftig, zynde eenwederzyds Tak*
kige Entrochiet, een Vinger dik, met Leden
van een Stroohalm breed. Van le Maire in
Vlaanderen heb ik een Entrochiet in Kalkflets
van dergelyke dikte, met veel dunner Leedjes.
Een ander dergelyk Stuk, uit de Maas by Er*
langen beftaat uit knobbelige Leedjes, van
byna een half Duim dikte ; zo dat ’er in dit
opzigt ook een groot verfchil plaats heeft in
deeze Petrefakten.
Ik gaa nu over tot de P e h t a s r i n i e -
t e n , die bevoorens reeds befchreeven zyn*.
Van de genen, die ongetakte Steelen hebben,
is een fraay Exemplaar op Plaat XI. b, in ’c
Eerde Deel van Kn o n r , geleverd. By D a*
Vi l a komt ’er ook één voor en hier wordt
t’huis
(i) Verft. Zétaken l i l . Deel, Suppl. Plaat IV. b & VII.
a , c , d.
(10) Hetminiholithus portentofus. Syft. Nat. XII- Tom. III.
“ Gen. 41. Sp. zo. ZoöphytoSithas Steil® compofit® Radiis
fecundariis ex eodetn trunco numero fis, Gesn. Petr, n ,
N. 5. Caput Medufs. H ï e m . Stutg . 1724. Quaito. T. I.
Aft. L ip t . ï j z $. p. 375* cum Fig.
(k) ZoSphytoiithi Srellas Marin® crinita*. Stellit® criniti.
Capita Medsfs noimullorum. Syft. M in . II. p. 412.
t ’hui's gebrast het Verdeende Medufa - Hoofd X.
Van H ie MER, waar van LiNN^ o s c e n by-gl<UK
aonderè Soort gemaakt badt ( a o ) ; noemende Ambtpn
hetzelve Wormdeen van fdraadachtig dun Ko ■ T!eten*
taal, dat Takkig # , met gehandelde tappen. Die
bepaaling drekt alleen om hetzelve van de En-
krinieten , wier Lelieachtige toppen geflooten
zyn, te onderfcbeideD. G e sn e r üs hadt het
getyteld, Dierplantfleen van een famengejlelde
Ster, met menigvuldige zydtakken uit een zelfde
Stam. W a l l e r i u s telt het onder de Ver-
deeningeh van Gehaairde Zee'- Sterren (k). De
Heer W alch zegt uitdrukkelyk,dat hetzelve
tot de Pentakrinieten behoort en bewyst zulks
daar door, dat H i e Mer zelf gezegd heeft ,
dat deszelfs Leedjes uit Vyf hoekige Raderjïeen•
tjes bejlonden (l).
Dit fchoone Stuk, in ’t Wurtembergfe by
Ombden,niet ver van Bollerbaden »gevonden,
is een Leydeen , van by de vier Voeten lang-
te (m) , op welke dit zonderlinge Scbepzel
legt,
( / ) Verg. Zanken , IT. D. 11 Sto k , black' 2*7. Entre
5h\ pentegoni dit zegt z» veel als A.tJriën of Sterrefteen-
tjes.
(m) Walch zegt , vier Voeten hoog en meet dan drie
Voeten breed, J. Gfsnkrus bepaalt de langte op 3 Voeten
10 Duimen, de breedte op 3*. : waar door men ruim
drie Duimen zou verft aan. Vier Voeten hoog by Walch is
zeer vreemd. Ik weet niet wat ik uit het een andere moet
opmaaken. De Verhandeling van Hiemer zou misfehien dit
kunnen ophelderen.
y N n 2
Ui. Deel. I. Stuk. *
■
pjgbl l i l
■ a
l i l 1
!ÉS|
® 1
M l
'wgM
lil]
jgri
K
Wm
mBSt
Égl SS«® I
mm
A\
I f i l l
W M
mm 1