dgthy ook de Fabel van de Pygmen, een Na- «•
Je van Meofchjes in A fr ik a , d.e maar een
of om en by dé twee Voeten hoog ion-
deQ6 zyn°m geloofd hebbe : alzo hy daar ten
rfpele zvQ bewys uit haalt (y),
Dewyl gedagte Koning van 'Bafan de laatst
overgebleven ‘van de Reuzen was , en Go-
liath van een uitermaate groot ftatuur onder
de Philifthynen geweest is , zou het wel fchy-
nen , dat zy op Gods bevel allen vernield wa-
ren. Dus moeten de Beenderen van Reuzen,
ten minlte die van laater tyd dan de Zondvloed ,
hoedanig men onderftellen mag de meelle Beenderen
ce zy n , welken men op elkander gefta-
oeld in Grotten o f onderaardfche Holen vindt,
uitermaate zeldzaam zyn. Hieroim is *t ook
niet biilyk, die by uitfték groote Beenderen,
welke nu en dan voorkomen , al gelyken zy
eenigermaate in figuur naar die van ons Ge-
flagt voor Menfchen Beenderen te houden.
Ribben , Beenpypen, Tanden hebben de Die*
Ten veel naar die der Menfchen gelykende :
doch zo lang men geen Bekkeneelen , Handen,
Voeten o f dergelyke ftukken, wier on-
derfcheidende Kenmerken bekend zyn , komt
te vinden, zal men de gedagte groote Been*
deren (doorgaans , gelyk het met veele Verfteen
(x ) Zie het I. Deels. I. Sto k , van deeze rayne Natuur'
1-jk.e Mftorii, bladz, J46-
( y ) W a l l . Mintralogia, TOM* I I . p* S ï 1»
XII. DEEL. 1« STUK i