Hoo! ’d. de zelfftandigbeid en kleur oogfchynlyk van
s t u k . * den Steen.
Orlhboti* ^3) Verfteening van Vogelnesten.
tbus Nidovetfteende
^ esten ° f Nestjes, die met de Vogels
Vogeines. en derzelver Eijeren verfteend voorkomen ,
zyn veelal Overkorftingen, ’ t zy door Verftee-
nende Wateren, Dropfteenigè o f Zoutige begroeiingen
, waar van men voorbeelden heeft.
D e Heer W. v a s dek M eul en bezit
er twee zeer fraay , met de Eijeren daar in,
en zelfs by het één een Vogeltje"j; doch dat is
niet verfteend.'
De Heer o ’A r g e n v i l l e meldt van een
Steen , bevattende het Vogelnestje van een
Vlafchvink , overkorst met Zout van Wyn.
Heen , afkomftig van Artern. Hy gewaagt
bovendien van Vogelnestjes en Eijeren vastgehecht
in den Steen. Zodanig was ook dat
daar V a l v a s s o r van fpreekt, in ft Gebergte
van de Krain tot Steen verhard gevon'
den, en v y f anderen, door den ouden Bruck
m a n n befchreeven en twee daar van afge"
beeld, in zyne bezitting, uit Switzeriand zo
hy meende , afkomftig (q). De Heer G e s -
KE-
_ 0 a i i . Tom, u i .
Gen. 37- Sp. 3. Onitholithus Nidorum Aviun, Wa l t
^ 350. Ed. Uit. T. II. p. Walch. r M
Z « « h n . II. Kap, Xrfl. p. sw. Gesn. Pttrif' * * * * *
U ) Epift. h m , Cent. II. p. i s , y, 7 j
k. p k u s faadt 'er één uit het Baumans Hol (r). IlL
• I„ de nalatenfchap van wylen den Heer P .ït e r
E oYER , te Leiden geveild in ft jaar 1771,
vondt men het Nestje van een Kolobriet s zeer
ïterk verfteend, Verfcheiderley Eijeren heeft
men in Tufachtig Gefteente gevonden, die
Van binnen maar verhard waren, zonder Ver-
fteening. Daar zyn witte Keyfteenen, dié
zo volmaakt de gedaante hebben van Hoen*
der-Eijeren, dat men dezelven daar voor ge*
houden heeft, Allerley Verfteende Zaakea
van dergelyken aart kunnen door Konst ge*
maakt worden en voor iets weezentlyks uit*
gevent.
I V . H O O F D S T U K .
Befchryving der Verfteeningen van A m p h j *
b 1 e n of Dieren van beiderley Leven , m
Welken de Schildpadden, Kikvorfchen, Haag-
disfen , Slangen , Haaijen , enz. behooren;
Malthcefche en andere Haaijen-Tanden, enz]
* A angaande de Verfteeningen van de Dieren
A van beiderley Leven, Amphibia, die ook
wel Tweeflagtige Dieren genoemd wotden, is
( t ) Dit is het eeaigft bekende voorbeeld; de anderen zyn
van andere plaatfen geweest, en niettemin zegt er LlNNXUS
in ’t algemeen van, Habitat in Ar.tr 3 Baimar.ni,
P %
ILI, DttEI» L SïöK»