J2U V E K 5 T E E N I JN © E K
Vit. weinig voor te komen. De Afgangs - opening
H oofd- ^ 5 ^ zy j z0 Wel als de Getepelde cn Tul-
J2(6i*;ct<».banden, boven op de Rug , tegenover den
Mond en dezelve is ook doorgaans onbefchoft
groot (p)» Mooglyk zou die van W a l c h ,
Plaat E. II. Fig. 5 , hier behooren kunnen.
Xyrormi* Nu komen wy tot de Eyvormige, waar van
£c' zyn Ed* fpreekt, die men Ova Anguina, dat
is Slangen-Eijeren, genoemd vindt; zo wegens
de figuur, als om dat zy van buiten by*
na effen zyn. Weinig verheffing hebbende ,
noemt K l e i n ze Scuta ovata , dat is Ey-
ronds Schilden; waar van eigentlykgeeneVer-
lteende door W a l c h te berde gebragt zyn»
Ik heb'er zodanigen van Aken o f Maastricht,
rosachtig g e e l, by de drie Duimgn lang, twee
Duimen breed en maar een Duim hoog, Zy
zyn rondom effen , volmaakt Eyvormig., en
hebben het Aarsgat in de rand der Grondvlakt
e , of een weinig boven dien rand.
H00g Het zelfde heeft plaats in zekere hoog ge-
gerugde. rUgde 0f verhevene, wier hoogte de breedte
Fig. i3.* byna evenaart, en in welken de Groefpaden
tot den rand toe loopen ; hoedanigen ik ver»
fcheidene van by Rheims in Vrankryk heb.
Voor ’t overige zou men deeze bykaus tot de
hoogronde, voorgemeld, betrekken; aangezien de
Grond-
(p) Anus deptriita zegt Klein.
(q) Uitgenomen de twee figuuren, Tab. E. I , a : Fig.
4 , s : waar van de eeifte tot deeze, de andere tot da Ey-
vormige fchynt te behooren.
v a n Z e e - A p p e l e n *
Grondvlakte niet zeer langwerpig rond is. Men Vil:
kanze Galeati o f Casfidei noemen, waar medeHo"FD'
het Engelfch woord Eelmjiones ftrookt. De
zodanigen komen by Kl e i n , op Plaat XVI,
verfteend voor. Ik g e e f, alzo daar van by
K kosr o f W alch weinig blyk is (q)t
hier in Fig, 13. de Afbeelding van een zoda«
nigen, o f wel van de Steenkern, van een der-
gelyken, die half doorfchynend Agaat-of Kal-
cedoonachtig is en waar in de dubbelde Groefpaden
zig zeer duidelyk onderfcheiden. Waar»
fchynlyk is deeze ook uit Oostindie afkomttig.
Het Origineel vind ik nergens afgebeeld, maar
ik heb onlaDgs van een dergelyken Zee - Appel,
wit van Kleur en vry groot, de ISJatuurlyke
Schaal bekomen.
Dan volgen de genen die men Echino-Spa- platachtig
thagi noemt, doch Kl e in geeft ’er den naamovaale•
van Scuta angularia aan. Schoone Petrefak-
ten, daar van , komen voor op de Tiende en
Elfde Plaat Fig. 2. van S ci lla. Ook vindt
men ’er door den Hoogleeraar W alch voor»
gefteld, welken zyn Ed. niettemin elders betrekt
(r). Het Origineel vertoont zig by Gu-
ALTHiEKi , Tab. 110 , Lett. A ; onder den
naam
( r ) Plaat E. V , N. 1 , 2 van zyn II* D e e l , zyn
zeketlyk deeze; daar zyn Ed. nogthans die van PI. E, Ijl»
N. 2 , j. mede getyk fie lt, welke tot de Eyvormigen be-
hooren en Fig. i , op de Supplement - Plaat IX, dt is zeketlyk
hier t’huis te brengen.
X
i M i
rlfi
wmmm