z y ; doch ’e is blykbaar, dat die zelfde Hees
hem riet begreepen, o f mooglyk zyn Vertoog
niet wel gelezen hade, toen hy R e a u m u r .
mede onder de Konftenaars telde, welke door
Konst een blaauwe Kleur aan Beenders hadt
gegeven, en voorts fch re e f(* ), „ hoe dezelve
zeer grondig hadt bewe zen , dat de Tur-
u koizen niets anders zyn dan gegravene en
3, verfteende Tanden ; hebbende die Heer te*
3, vens uit verfcheide gegravene ongekleurde
,3 Beenders konltige Turkooizen voortgebmgt,
„ doordien hy aan deeze Beenders de Tur»
3, koiskleur mededeelde.”
Wylen de geleerde Hoogleeraar V o g e l is
in zyne beknopte befchryvinge van den T u r kois
Steen ook niet duidelyk ( l ) . ,, Deeze
3, Turkois (zegt hy, van de Franfchen fpree-
a, kende, ) zweemt in haar Geweefzel vol-
33 maakt paar Been, gelykc naar Yvoor,kleeft
„ als een Bolus aan de Tong , is breekbaar o f
, , broofch, beftaat uit louter over elkander
„ leggende breukige Blaadjes, is dikwilsruuw
s, en van ongelyke Vlakte, laat zig flypen en
„ polysten, wordt in 't Vuur blaam en fche-
„ mert dan of in ’c witte, o f in ’c geele, o f
,, in ’t groene.”
Hier uit zou men opmaaken, dat deeze Steen
zig eerst flypen en polysten liet, eer hy zyne
Kleur
(k~) Abbanil. ven EAtljleintn. Braunschar. 1773. p. 335,
( 0 Praüifchti Mineral-SjJlem. Leips. 1 j&z. p. zo«.
VAN ZeOQENDE DIEREN. fll9
mem kreeg; doch dat hy blaauw wordt in pi.
. f vuuï herft zy» Ed. zeer wel opgemerkt en Bgm-.
beter dan B r u c i sma i in , volgens wien R e -
Aümur door Konst de blaauwe Kleur gegeven
zou hebben aan ongekleurde Beenderen:
ook zegt die vermaarde Man geenszins dat
de Turkooizen niets anders dan Verfteende
Tanden zyn. Hy erkent z e lfs , dat men behalve
die Stukken , welke naar ftompe Tan.
den o f Kiezen , inzonderheid van Visfchen ,
nog als in een gedeelte van de Kaak zittende,
gelyken , (hoedanig een Stuk hy ter grootte
van een Vuist hadt gezien,) nog andere Stukken
k ryg t, welken de dikte van een Arm heb-
ben en de langte van een Schenkel: zo dat het
Getneene Volk aldaar zeide, dat fbmtnigen
naar Seenen, anderen naar Armen, anderen
naar Tanden geleeken. Die groote Beenders,
evenwel 3 waren wegens affplintering in ’t Vuur
zo bekwaam n ie t, en hoe Bladeriger hoe meer
daar aan onderhevig : des die groote Stukken
Turkois, gelyk van M o r t i m e r en S l o a -
NE, zeer byzonder zyn geweest in haare Soort(ira).
R e a u m u r . verhaalt uitdrukkelyk , dat de
Turkoizen haare Hemelschblaauwe Kleur niet
dan in ’t Vuur bekomen. De Stoffe, ’t zy
dan Tanden o f Beender s i s van een Kalkfteen
(m) Dat van Mortumss , zegt bruckmAnn , was iz Duim
lang, 53 breed en byna )o Duim dik. Zonderlinge Af arceringen!
Dat van sloane was ook zodanig of dergelyk.
ui. dsel. i. stuk»